Rekenproblemen
Er is een nieuw protocol verschenen om de diagnose dyscalculie (ernstige problemen met rekenen) op een verantwoorde wijze te kunnen stellen. Professor Hans van Luit schrijft hierover in Balans Magazine (juli 2012).
De diagnose dyscalculie is moeilijker te bepalen dan die van dyslexie (leesproblemen). Bij dyslexie heb je te maken met een probleem in één hersenkwab. Bij dyscalculie kunnen de problemen zich voordoen in alle vier de hersenkwabben. Een onderzoek naar dyscalculie is zeer arbeidsintensief. Het hele onderzoek kost al snel meer dan 1500 euro en wordt door veel verzekeraars niet vergoed. In veel gevallen brengt het continu falen tijdens het rekenen ook een grote faalangst met zich mee. Een diagnostisch onderzoek naar ernstige faalangst wordt wel vergoed. Als aan die faalangst dyscalculie ten grondslag ligt, wordt de diagnose dyscalculie op secundaire wijze alsnog gesteld.
Het nieuwe protocol is bedoeld om zo nauwkeurig mogelijk tot de vaststelling van de diagnose dyscalculie te kunnen komen. De aanmelding geschiedt door de school. Er volgt een intakegesprek met ouders en school en vervolgens vinden diverse onderzoeken plaats waaruit moet blijken dat al dan niet de diagnose dyscalculie gegeven mag worden. Dan wordt gezocht naar een verklaring van de problemen. Zitten die in de planningsvaardigheden, de benoemsnelheid, het geheugen enzovoort? Ten slotte wordt bekeken of, en zo ja hoe er behandeld moet worden.
Met dit Protocol Dyscalculie is een instrument ontwikkeld om erachter te komen of er sprake is van gewone rekenproblemen of van dyscalculie. Dat gebeurt aan de hand van een drietal toetsbare criteria. Er wordt gekeken naar de ernst van de problemen, er wordt gekeken hoe groot de daadwerkelijke achterstand van het kind is en er wordt onderzocht of het kind in staat is nieuwe vaardigheden aan te leren. Die kindgerichte benadering leidt ertoe dat je je richt op passende mogelijkheden. Als gevolg daarvan kom je er als remedial teacher achter met welke strategie een kind zich het beste kan ontwikkelen.
Hulp van een remedial teacher is zonder meer geboden. Als het gaat om de vraag of scholen en ouders al bij voorbaat iets kunnen doen voor kinderen met rekenproblemen is het antwoord: net als bij dyslectie helpt het om kinderen op een speelse manier heel vroeg te trainen, zelfs al bij het kleuteronderwijs. En thuis is het aan de slag gaan met leuke spelletjes, zoals Rummikub, aan te bevelen.
Over het spelenderwijs opdoen van ervaring met het benoemen en vergelijken van hoeveelheden en bijbehorende structuren schreef Merel Sprong in De wereld van het jonge kind (september 2012). Hulpmiddel is de Maniertjesdoos. De activiteiten van de Maniertjesdoos ondersteunen jonge kinderen bij het verkrijgen van inzicht in ruimtelijke structuren.
Er wordt gebruikgemaakt van de stippen op een dobbelsteen, van vingerbeelden en van eierdozen voor zes eieren. De gebruikte objecten kenmerken zich door symmetrie en herhaling. De zes op de dobbelsteen bestaat immers uit twee rijen van drie. De kinderen onderzoeken deze structuren en worden uitgedaagd om voorwerpen zo te plaatsen dat de structuren voortgezet worden of dat er nieuwe structuren ontstaan.
Inzicht in ruimtelijke structuren op jonge leeftijd vormt een belangrijke basis voor de latere rekenvaardigheden. Kleuters doen spelenderwijs ervaring op met het benoemen en vergelijken van hoeveelheden en bijbehorende structuren. Het gaat om het verschil tussen tellen en zien hoeveel het er zijn.
De kinderen worden uitgedaagd om eigen oplossingen en structuren te bedenken. Voor de denkstappen die de kinderen moeten zetten, zijn de vragen die de leerkracht stelt essentieel. Het overzien van dit soort beelden en ze kunnen toepassen in andere situaties, helpt kinderen later bij het herhaald optellen of dubbelen.
Niet alleen voor kinderen met dyscalculie maar ook voor gewone rekenaars is er winst te behalen. Op basis van het inspectierapport van 2011 blijkt dat er ten aanzien van het rekenonderwijs ruimte is voor verbetering van de instructie die een leerkracht geeft. In Nieuw meesterschap (nummer 3, 2012) schrijft Marcel Mulleners over een effectieve instructie bij het rekenonderwijs.
Kern van deze instructie is het afnemen van een pretest voordat er een nieuw blok van elf lessen aan de orde is. Het blok wordt afgesloten met een bloktoets. De leerkracht krijgt zo een beter zicht op individuele onderwijsbehoeften en kan zijn instructie aanpassen. Door het ophalen van voorkennis ga je na wat leerlingen al kunnen en kennen en wat je nog moet uitleggen voordat je de nieuwe stof gaat behandelen.
Het afnemen van de pretest in combinatie met het behandelen van slechts één rekenkundig onderwerp per instructiemoment heeft als gevolg, zo blijkt uit dit onderzoek, dat de gemiddelde prestaties per bloktoets structureel meer dan 2 procent hoger uitkomen.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren? focus@refdag.nl