Arabische storm in islamitische landen na film
De film ”Innocence of Muslims” (Onschuld van moslims), die deze week tot onrust in de Arabische wereld leidde, lijkt dezelfde weg te gaan als eerder de beruchte Deense Mohammedcartoons. Op deze pagina een artikel over de invloed van de radicale islam in Libië en een korte rondgang langs verschillende landen waar het geregeld tot spanningen komt tussen moslims en christenen. Welke impact heeft de film daar en wat zijn de reacties?
Islamisten steeds zichtbaarder in Libië
De moord dinsdag op de Amerikaanse ambassadeur in Libië, Chris Stevens, volgt na een reeks aanvallen door islamitische fundamentalisten. Overal in het land zijn tekenen te zien van de groeiende invloed van de salafisten, een radicale islamitische beweging.
Sinds de val van het regime-Gaddafi werden er diverse aanvallen, vermoedelijk door salafisten, uitgevoerd op buitenlandse consulaten en belangen in Benghazi. Recentelijk werden enkele ambassades in Tripoli bedreigd.
Radicalen waarschuwen ook Libische vrouwen dat ze zich conservatief moeten kleden en hun haar moeten bedekken. Jihadisten roepen bovendien op tot gescheiden onderwijs voor jongens en meisjes.
Overal in Libië zijn tekenen te zien van de groeiende macht van de salafisten. Onlangs werden heiligdommen van het soefisme vernield met bulldozers en graafmachines. De Libische politie greep daarbij niet in. De salafisten beschouwen het soefisme (een mystieke islamitische stroming) als ketters.
Vanuit het Al Mahary Radisson Blu Hotel in de Libische hoofdstad Tripoli is te zien hoe het azuurblauwe water van de Middellandse Zee tegen kilometerslange witte stranden golft. Maar het uitzicht wordt gehinderd door bergen puin en verwrongen staal. Het gaat niet om gebouwen die door NAVO-troepen werden gebombardeerd, maar om een soefischrijn en moskee uit het Ottomaanse tijdperk.
De vernieling van het soefiheiligdom gebeurde in drie dagen, ondanks openbare protesten en kritiek van sommige leden van de Libische regering. Zij beschuldigden de minister van Binnenlandse Zaken van wanbestuur en zelfs mogelijke betrokkenheid bij de actie.
Sommige islamisten die bij de vernieling zijn betrokken, zouden leden zijn van de Hoge Veiligheidscommissie (SSC), een combinatie van milities en Libische veiligheidstroepen die ongeveer 100.000 man telt. De leden hebben verschillende achtergronden en ideeën. Bij de SSC zouden zowel islamisten als aanhangers van de voormalige dictator Muammar Gaddafi aangesloten zijn.
Zwaarbewapend
Na de val van Gaddafi gingen uitzinnige Libiërs de straat op om hun vrijheid te vieren, maar de smaak van vrijheid is wellicht van korte duur. Inmiddels zijn drie soefiheiligdommen, in Tripoli, Zliten en Misrata, verwoest. Een bibliotheek met honderden historische boeken en manuscripten werd verbrand. Ook werden ongeveer dertig soefigraven in de oude stad van Tripoli geschonden.
De Libische minister Fawzi Abdel Al riep woede op toen hij zich recent verantwoordde voor het gebrekkige politieoptreden. Hij zei „geen levens in de waagschaal te willen stellen” voor een paar oude graven.
Aangemoedigd door hun „successen”, probeerden de salafisten vorige week een andere soefimoskee bij Benghazi aan te vallen. Deze keer stuitten ze echter op de Schildbrigade van het Libische leger. Bij de actie werden drie salafisten gedood en raakten zeven aanvallers gewond. Bij een aanval op een soefischrijn Ajlayat, 80 kilometer ten westen van Tripoli, werden eveneens vorige week twee salafisten gedood. Er vielen vijf gewonden.
De salafisten zeggen wraak te zullen nemen, een teken dat de sektarische strijd kan escaleren.
Al-Qaida
Analisten waarschuwen dat islamisten, inclusief aanhangers van al-Qaida, er nog steeds op uit zijn het politieke vacuüm te vullen en regionale conflicten te voeden in de nasleep van de Arabische lente. Eerdere geluiden dat na de eerste vrije en democratische verkiezingen in bijna vijftig jaar in juli, Libië de islamistische trend in zijn buurlanden niet zou volgen, blijken voorbarig.
Daniel Nisman, manager bij Max Security Solutions, een bedrijf in het Israëlische Tel Aviv dat geopolitieke risicoanalyses maakt, zegt dat het islamitisch extremisme wijst op falen van de Libische autoriteiten. „Zij weigerden het geweld te zien als een nationale bedreiging.”
Aymenn Jwad Al-Tamimi, verbonden aan de Amerikaanse denktank Middle East Forum, ziet overeenkomsten tussen het groeiende sektarisme in Libië en Irak.
„De veiligheidstroepen van na Gaddafi worden grotendeels op dezelfde manier opgebouwd als het nieuwe Iraakse veiligheidsapparaat na de val van het regime van Saddam Hussein. Gezien de chaotische situatie die gecreëerd wordt door concurrerende milities, probeert de Libische regering de veiligheidstroepen zo snel mogelijk op de been te krijgen. Dat deden de Verenigde Staten ook in Irak”, schrijft hij in een artikel voor het Middle East Forum. „Het grootste probleem is daarbij dat de nadruk ligt op kwantiteit, niet op kwaliteit. Politieke facties en andere ideologieën kunnen profiteren van zo’n situatie. Ze overspoelen de nieuwe veiligheidstroepen met hun aanhangers.”
In Egypte wijst men met de beschuldigende vinger naar de kopten
Egyptische betogers beweren dat de omstreden anti-islamfilm ”Innocence of Muslims” is gemaakt door een koptische activist. De meeste demonstranten bij de Amerikaanse ambassade in Caïro zijn intussen echter geen radicale moslims, maar ordinaire hooligans. Ze grijpen de rellen aan om hun conflict met de politie uit te vechten.
Sinds de opstand in Egypte van vorig jaar is het met de populariteit van Amerika snel bergafwaarts gegaan. De relatie met de grootmacht ligt in de Arabische wereld gevoelig. Toen de Egyptische president Sadat in maart 1979 in Washington een vredesverdrag met Israël ondertekende, kwam Egypte daarmee binnen de Arabische landen in een isolement terecht. Heel de Arabische wereld sprak er schande van. Het was allemaal de schuld van Amerika. Dat probeerde een wig te drijven tussen de Arabische landen.
Tijdens de opstand van vorig jaar bleef de Amerikaanse president Obama zwijgen. Alleen zijn minister van Buitenlandse Zaken, Hillary Clinton, liet zich aanvankelijk in voorzichtige bewoordingen uit over de situatie in Egypte. De Verenigde Staten hadden Mubarak dertig jaar gesteund en beloond voor zijn min of meer neutrale positie binnen de Arabische wereld. Jonge revolutionairen haten Amerika. Immers, de traangasgranaten waarmee zij door de oproerpolitie werden bestookt, waren ”made in the USA”.
Vooral de rijke bovenlaag van de Egyptische bevolking en de kopten zien de Verenigde Staten als het beloofde land. Na de opstand van vorig jaar en de machtsovername door de moslimbroeders proberen zij massaal het land te verlaten.
Twee dagen lang demonstreerden woedende demonstranten deze week bij de Amerikaanse ambassade in Caïro tegen de antimoslimfilm ”Innocence of Muslims”, die in Amerika is geproduceerd. Slechts een klein gedeelte van de demonstranten heeft de film daadwerkelijk gezien. Daar ging het ook eigenlijk niet om. In tegenstelling tot wat westerse media beweren, bestaat het merendeel van de demonstranten helemaal niet uit radicale islamisten. De meesten van hen zijn zogenaamde ultra’s, hooligans van de voetbalclub Al-Ahly. Ze grijpen de rellen aan om hun conflict met de politie uit te vechten.
Het gevolg is dat de onrust nieuwe religieuze spanningen oplevert. Volgens veel Egyptische betogers is de antimoslimfilm in Amerika gemaakt door een koptische activist.
De berichten die in de westerse media over de film verschijnen, versterken intussen het religieuze extremisme in Egypte. Waarmee ze de cyclus van geweld en vooroordelen in stand houden.
Maar of het nu voetbalhooligans zijn of moslimextremisten die achter het anti-Amerikaanse geweld zitten, één ding staat vast: de positie van de christenen in Egypte wordt er niet beter op. Zij willen het liefst zo snel mogelijk naar Amerika.
Geestelijken Libanon: Film wil verdeeldheid zaaien
In Libanon is de film ”Innocence of Muslims” scherp veroordeeld. De orthodoxe patriarch noemde de productie „een aanval op alle religies.”
De rellen rond de film hadden voor Libanon niet op een ongelukkiger tijdstip kunnen komen. Allereerst omdat de interreligieuze spanningen en emoties in het land hoog zijn opgelopen door de sektarische burgeroorlog in buurland Syrië.
Op de tweede plaats verscheen het nieuws over de anti-islamfilm enkele dagen voor het bezoek van paus Benedictus aan Libanon. De meeste Libanese religieuze en politieke leiders hoopten dat het bezoek de relatie tussen de verschillende religies zal versterken. Er waren echter ook dissidente stemmen te horen. Zo riep de salafistische sheikh Omar Bakri zijn volgelingen op „ervoor te zorgen dat Benedictus Libanon niet binnenkomt omdat hij jullie godsdienst heeft beledigd.” Een duidelijke verwijzing naar de toespraak van de paus in Regensburg in 2006, die als gevolg van de onrust rond de anti-islamfilm weer wordt opgerakeld. De paus citeerde destijds in een wetenschappelijke lezing enkele zinnen uit een betoog van de Byzantijnse keizer Manuel II Palaeologus, die zich daarin kritisch toonde over de islam.
Libanese politieke en religieuze leiders toonden zich de afgelopen dagen verenigd in hun veroordeling van de film. Het meest interessant was het commentaar van sheikh Abdul Amin, voorzitter van de sjiitische hoge raad. De sheikh stelde dat het beste antwoord op de film een versterking is van de onderlinge relaties tussen christenen en moslims.
De maronitische patriarch Beshara Rai Beshara Rai gebruikte de sterkste bewoordingen voor een veroordeling van de film, die hij „schandelijk” en zelfs „een gezwel” noemde. Tijdens een persconferentie stelde de patriarch dat „deze film een aanval is op alle religies”, maar tevens veroordeelde hij de gewelddadigheden in een groot aantal islamitische landen naar aanleiding van de film.
Libanese politici en oud-politici veroordeelden de film eveneens. Uit hun woorden bleek bezorgdheid over mogelijke repercussies voor het toch al broze religieuze evenwicht in Libanon. Saad Hariri, zoon van de in 2005 vermoorde premier Rafiq Hariri, zei dat „de uiteindelijke bedoeling van de film het zaaien van haat en onenigheid is tussen religies en gelovigen.” De Libanese president Michael Sulaiman liet zich in gelijke bewoordingen uit.
In de Libanese straten bleef het deze week aanvankelijk opmerkelijk rustig. Het land is al maanden in de greep van geweld tussen sjiieten en soennieten om redenen die direct verband houden met de crisis in Syrië. Wellicht vinden veel Libanezen dat hun land niet nóg meer geweld kan verdragen. Alleen in de noordelijke stad Tripoli kwam het vrijdag toch tot ongeregeldheden bij een Amerikaanse fastfoodketen.
Grote invloed religieuze leiders in islamitisch Noord-Nigeria
Nigeria is zeer regelmatig het toneel van rellen tussen moslims en christenen. Toch lijkt het er nu nog rustig te blijven. Zoals de vlam ook niet in de pan sloeg na de publicatie van de Mohammedcartoons in 2007.
Toen in de Midden-Nigeriaanse stad Jos in 2005 christenen en moslims tegen elkaar opstonden, sloegen de spanningen al snel over naar Kano, met 5 miljoen inwoners de grootste stad in Noord-Nigeria. Maar de Deense cartoonrellen twee jaar later vermochten de gemoederen niet te beroeren. „Opmerkelijk”, noemt de Oxfordse Afrikadeskundige dr. David Ehrhardt dat. Ehrhardt deed de afgelopen jaren onderzoek naar de rol die religieuze leiders in de stad spelen bij conflictbeheersing. Deze week was hij te gast bij het Afrika-Studiecentrum in Leiden om zijn onderzoek toe te lichten.
De bevolking van Kano is vanouds islamitisch, maar in de buitenwijken wonen inmiddels ook grote groepen christenen, die veelal uit het zuiden van Nigeria afkomstig zijn. Ehrhardt schrijft het uitblijven van rellen in Kano in 2007 onder meer toe aan de manier waarop religieuze leiders de cartoons benaderden. „Moslimsleiders presenteerden ze niet als een conflict tussen moslims en christenen, maar als een vijandige uiting vanuit een ver land. Christelijke leiders spraken eveneens hun afschuw uit over de cartoons, waardoor beide groepen een gezamenlijk front vormden.”
Voor de wetenschapper onderstreept dit de grote invloed die religieuze leiders in Nigeria hebben. „Wanneer imams spanningen in de stad wél in een religieus kader plaatsen, is een conflict niet ver weg.” Uit het onderzoek van Ehrhardt blijkt dat 92 procent van de bevolking ten minste enig vertrouwen heeft in de islamitische leidslieden (de zogenoemde ”ulama” en geestelijken), terwijl de politie en politici dat slechts krijgen van respectievelijk 33 en 28 procent.
In Nigeriaanse kranten hebben de rellen rond de film intussen wel de aandacht. Op nieuwswebsites klinken ook oproepen de vrede te bewaren. „Ik doe de suggestie dat moslims in het algemeen en Nigeriaanse moslims in het bijzonder hun strategie wijzigen van protestdemonstraties en moorden naar de verdediging van de islam door onderwijs daarover”, schreef een columnist. „Met name christenen klopt het hart nu in de keel”, merkte hij op.