Engelen bewaard
Hooglied 1:3
„Uw oliën zijn goed tot reuk, Uw Naam is een olie die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief.” De herders spraken tot elkaar: „Laat ons dan heengaan naar Bethlehem en zien het Woord dat ons is verkondigd” (Lukas 2:15v.). En zij kwamen met haast. Tevoren bewogen zij zich niet, zolang het Woord nog bij God was. Maar zodra het Woord, dat er tevoren al was, vlees geworden is, komen zij met haast.
Het Woord was in den beginne en het Woord was bij God, voordat Het ook bij de mensen begon te zijn. Zó was Gods Zoon al reeds in den beginne ook de wijsheid, de gerechtigheid, de heiliging en de verlossing, maar toen slechts voor de engelen. Opdat Hij dat ook voor de mensen zou zijn, liet Hem de Vader dat alles ook worden. Zo zegt de apostel: „Hij is ons tot wijsheid geworden” (1 Kor. 1:30). Wat Hij reeds voor de engelen was, dat is Hij voor ons geworden.
Maar u zegt: „Ik zie niet in hoe Gods Zoon ook voor de engelen verlossing werd. Met welk recht beweert u dan dat de Heere Jezus Christus voor hen verlossing is geweest”? Hoor dat in het kort! Hij Die de gevallen mens oprichtte, behoedde de staande gebleven engelen voor de val. De mensen rukte Hij uit de gevangenis, de engelen behoedde Hij voor de gevangenschap. Zo werd Hij voor beiden gelijkerwijs tot verlossing, doordat Hij genen bevrijdde en dezen bewaarde.
Bernardus van Clairvaux (1091-1153)
(”Het Hooglied”)