Hij ziet het hart aan
Hagar was een geringe dienstmaagd. Toen zij in de woestijn omzwierf en meende te sterven van dorst, en God aanriep, ja, weende in de bitterheid van haar geest, toen zag de Heere op haar met een oog van gunst en ontferming.Zo zag de Heere ook op David. Hij was een rechte arme van geest. De Heere zag op hem in gunst en liefde neer, maar pas toen hij gekozen was als koning over Zijn volk. De Heere zei tot Samuël: De mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan.
Daarna, toen David zwaar gezondigd had en zich recht verootmoedigde voor de Heere, nam Hij zijn misdaad van hem. De Heere toonde dat Hij in het verbroken hart van David en in een verslagen geest meer behagen had dan in uiterlijke offeranden.
Dat ziet men ook bij Jesaja. Toen hij uitriep: „Wee mij, want ik verga, wijl ik een man van onreine lippen ben”, en toen hij zich zo nederig, arm en verslagen van geest wist, ja, toen hij beefde voor Gods hoogheid en heiligheid, toen werd hem door de Heere aangekondigd dat zijn misdaad van hem was geweken en zijn zonde verzoend.
Zo zag de Heere Jezus ook een vrouw aan die een zondares was en die heilig verslagen over haar zonden aan Zijn voeten weende. Hij sprak tot haar: „Uw zonden zijn u vergeven, gaat heen in vrede.”
Joachimus Mobachius, predikant te Nijkerk (Christelijke Zedekunst, 1741)