Commentaar: Heroriëntatie op christelijk beginsel nodig
Obama heeft zijn zin. Hij is niet alleen de kandidaat van de Democraten voor het Amerikaanse presidentschap, maar heeft er ook voor gezorgd dat de naam van God weer wordt genoemd in het programma van zijn partij. Daar stond hij op. Mooi dat hij dit deed.
Wie het programma van de Republikeinen doorneemt, komt daarin niet één, maar wel tien keer de naam van God tegen. Daarmee overtreffen ze dus hun politieke tegenstanders. Nog mooier dus. Kom daar maar eens om in Nederland. Geen enkele seculiere partij spreekt in haar program over God. Zelfs in dat van het CDA moet men ernaar zoeken. Alleen de CU en de SGP noemen die expliciet.
Met de constatering of de naam van God wel of niet wordt genoemd is echter niet alles gezegd. Amerikanen mogen die dan vaker en vrijmoediger noemen dan Nederlanders, dat wil nog niet zeggen dat dit land christelijker is en dat het besef God nodig te hebben er sterker leeft. Twee derde van de Amerikanen noemt zich nog wel religieus, maar hooguit een vijfde van de bevolking gaat daar nog iedere zondag naar de kerk. Ruim 80 procent heeft dus geen behoefte om wekelijks geestelijk gevoed te worden. Nog geen twintig jaar geleden lag het percentage wekelijkse kerkbezoekers boven de 50 procent. De conclusie moet dus zijn dat de verworteling van de christelijke overtuiging sterk verzwakt, ondanks dat de programma’s van de twee politieke partijen de naam van God noemen. Het gevaar bestaat dus dat die naam slechts een verhullend vernisje is.
Datzelfde gevaar is er in Nederland bij mensen die zeggen te stemmen op christelijke partijen. Natuurlijk, elke stem die deze partijen krijgen, is er één. En dat telt, zeker in een tijd dat de drie confessionele partijen fors aan betekenis hebben ingeboet. Twintig jaar geleden hadden zij samen zestig Kamerzetels, nu nog slechts twintig.
Ongetwijfeld is de doorgaande secularisatie een belangrijke oorzaak voor deze afkalving van confessionele politiek. Echter, te vaak wordt daarbij alleen naar de ‘boze buitenwereld’ gekeken. Christenen die wel op christelijke partijen stemmen, moeten zich afvragen in hoeverre ze zelf mede debet zijn aan deze teruggang.
Waar het om gaat is de vraag in hoeverre christenen in hun houding, stemgedrag en politiek léven vanuit het christelijk beginsel. Dan gaat het niet alleen om de standpunten rond zorg, immigratie en Europa, of de visie op abortus en euthanasie. De standpunten daarover zijn bij CU en SGP goed uitgewerkt, maar dat mag niet de belangrijkste reden zijn om deze partijen te steunen.
Als dat wel zo is, dan is ook onder christenen de naam van God een vernisje geworden. Onder die beleidspunten moet een fundament liggen, een beginsel, een verankering in Gods Woord, de Bijbel. Daar gaat het om. En dan blijft het niet bij die concrete actiepunten.
Christelijke politiek kan alleen echt functioneren als ze voortkomt uit het roepingsbesef de samenleving te laten zien hoe goed het is God te dienen en Zijn geboden te onderhouden. Wanneer zichtbaar wordt dat christenen het heil voor de medeburgers zoeken door Gods gebod te proclameren, is er verwachting voor de samenleving.