Kerk & religie

Ds. Pieneman had het niet altijd makkelijk in Rotterdam

Oud is hij niet geworden. Mocht zijn voorganger, ds. Daniël Boeser van Smalen, de hoge leeftijd van 92 jaar bereiken, zijn opvolger ds. Cornelis Pieneman overleed op 49-jarige leeftijd. Naar menselijke maatstaven te vroeg, maar het was op Gods tijd dat Hij Zijn knecht tot Zich riep.

J. Mastenbroek
6 September 2012 18:51Gewijzigd op 14 November 2020 23:02
Ds. Pieneman en zijn vrouw. Foto RD
Ds. Pieneman en zijn vrouw. Foto RD

Er bestaat een levensbeschrijving van deze geliefde predikant. Hij diende de gereformeerde gemeente te Rotterdam-Centrum van 1898 tot 1906. Daarvoor was hij aan twee gemeenten verbonden. Na Rotterdam was hij in nog drie gemeenten predikant, waarvan drie jaar in Grand Rapids in de Verenigde Staten.

Een bevriende weduwe op leeftijd gaf me enkele oude, getypte documenten, waarin onbekende bijzonderheden over ds. Pieneman staan. Ooit was hij boerenknecht in Zegveld. Zijn baas was eensgeestes met hem. Pieneman leefde in die tijd dicht bij de Heere en Zijn volk. De boer gaf hem opdracht om een stel pinken te gaan halen. Onderweg raakte Pieneman in gesprek met een van Gods kinderen. Het ging over het leven dat uit God is. De pinken werden vergeten. Pieneman kwam terug op de boerderij, zonder pinken. De boer vroeg: „Kees, waar zijn de pinken?” Verbaasd reageerde hij: „De pinken? De pinken?” Hij was als ware even boven het stof verheven geweest en had geen ogenblik meer aan zijn opdracht gedacht. De boer begreep hem en werd niet boos.

In zijn Rotterdamse jaren had ds. Pieneman het niet altijd even gemakkelijk. Een diaken die in een spiritualiënhandel werkte, slingerde beschonken achter zijn handkar door de stad. Hij was een wandelende waarschuwing waar drankmisbruik toe kon leiden. De diaken die in zijn plaats werd gekozen, was al net zo en dreef later zelfs een café. En zo waren er nog enkele schrijnende voorbeelden. Maar er waren ook goede dingen in Juda.

Ds. Pieneman had een nabij leven. De morgen van eerste kerstdag 1900 maakte diepe indruk op de gemeente. In het gebed vóór de preek werd de liefde Gods hem zó geopenbaard, dat hij in tranen uitbarstte en even niet verder kon. Toen hij zich herstelde, bad hij vuriger dan ooit tevoren voor gemeenteleden die deze liefde nog niet kenden.

Ook was hij niet zonder humor. Op catechisatie vroeg hij aan een jongen die veel Bijbelkennis had: „Zeg eens, Kamp, was het in orde dat David van de toonbroden at?” Kamp antwoordde met zijn zware stemgeluid: „Zeker, dominee, want ze waren niet vers meer!” Daarop schoot de predikant geweldig in de lach en de hele zaal met hem.

Tijdens een van de catechisatielessen besprak hij het hemelverlangen. Daarbij moet het om de Heere gaan, niet om van armoede of narigheid verlost te worden, zo stelde hij. Hij illustreerde dat uit de praktijk: een godvrezend echtpaar had het zeer, zeer arm. Hun dagelijkse verzuchting was of de Heere hen Thuis wilde halen. Onverwacht kregen zij een aanzienlijke erfenis. Toen baden ze: „Heere, mogen wij nog een poosje blijven, dan hebben we er nog wat aan…”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer