Commentaar: Nu graag wat aandacht voor de starter van toen
In de achterliggende decennia blies de overheid door oversubsidiëring en onderregulering hete lucht in wat uiteindelijk een prijsbubbel werd in de huizenmarkt. Dat is een duidelijk voorbeeld van hoe het niet moet.
Volkomen terecht dus dat, nu duidelijk is dat vooral excessieve kredietverlening aan de basis lag van zowel de krediet- als de eurocrisis, ook de woningmarkt eraan moet geloven.
Toch doet de politiek er goed aan eens te overdenken of ze met haar aanpak (beperken van kredietverlening, indammen van de renteaftrek) toch niet wat doorslaat; of alle maatregelen nog wel ”recht en billijk” zijn voor álle groepen op de woningmarkt.
Enige nuance is niet eens zozeer wenselijk vanwege de opvallende resultaten die het CBS gisteren naar buiten bracht. Daarin leek het met de veelbenoemde ”grote problemen” op de woningmarkt wel wat mee te vallen. Want hoewel onze hypotheekschuld internationaal gezien tot de top behoort, overtreft de waarde van alle koopwoningen die schuld nog altijd ruimschoots. Dat geldt eveneens voor de som van alle spaartegoeden en pensioenaanspraken van burgers.
Hoewel dergelijke macrocijfers nuttig zijn om de zaak wat in perspectief te plaatsen, zeggen ze anderzijds ook weer helemaal niets. Een gezin dat in de schuldhulpverlening zit, heeft immers weinig aan de wetenschap dat gemiddeld genomen ieder huishouden in Nederland niet een schuld, maar juist een spaartegoed heeft van pakweg 45.000 euro. Precies zó werkt het op de woningmarkt: gemiddeld valt het mee, maar niemand is gemiddeld.
In de discussie over de woningmarkt spelen al jarenlang starters de hoofdrol. Dat is begrijpelijk, omdat juist zij de vastgelopen woningmarkttrein in beweging kunnen krijgen door in te stappen. Wie de huidige situatie echter nuchter bekijkt, zou kunnen constateren dat de problemen voor starters al wel wat minder groot zijn geworden. Zeker, de financiering door banken is nog altijd een probleem dat aandacht behoeft, maar de tarieven op de woningmarkt zijn door de hevige prijsdalingen in de afgelopen jaren (al circa 13 procent) en de verlaagde overdrachtsbelasting (van 6 naar 2 procent) op dit moment toch zeker niet onbetaalbaar te noemen. Sterker, wie in de jaren voor de crisis een gemiddelde woning kocht, is maandelijks ten minste 100 euro netto méér kwijt dan de woningkoper van nu.
Nu het betaalbaarheidsprobleem voor starters wat kleiner lijkt, wordt het tijd dat politici wat meer oog krijgen voor juist die groep mensen die pakweg tussen 2005 en 2008 hun eerste schreden zetten op de woningmarkt. Deze groep kampt inmiddels met een forse restschuld, die de komende jaren alleen maar groter dreigt te worden. De beperking van de renteaftrek die de Kunduzcoalitie vanaf 2013 voor de woningmarkt in petto heeft, kan volgens De Nederlandsche Bank de huizenprijs met nog eens 9 procent onderuit halen. Voor deze ‘vergeten groep’ betekent dit al snel dat aan hun restschuld nog eens zo’n 20.000 euro kan worden toegevoegd.
De politiek doet er daarom wijs aan om te midden van alle stoere taal over verdere kredietbeperking, de aandacht wat te verleggen van de starter van nu, naar de starter van toen.