Korting
De laatste jaren is de stemming ten aanzien van allochtonen duidelijk harder geworden. Dat geldt niet alleen voor asielzoekers, maar net zo goed voor Antillianen, Marokkanen van de tweede generatie en anderen. Bestuurders en politici zeggen tegenwoordig allerlei dingen die ze vroeger hooguit dachten of slechts in besloten kring te berde brachten.
Thans is men minder beducht om voor racist uitgemaakt te worden. Stevige taal vindt nu alom begrip.
Over het geheel genomen is dat een vooruitgang. Wel dreigt het gevaar van een wedloop in spectaculaire plannen, waarvan men -als het er op aankomt- de consequenties niet voor zijn rekening wil nemen.
Maar er zijn ook allerlei voorstellen en maatregelen waarbij men zich afvraagt waarom de overheid daar niet veel eerder mee gekomen is. Zoals het voorstel dat het kabinet volgende week zal presenteren, om allochtonen die hun inburgeringsexamen niet halen, te korten op hun WW- of WAO-uitkering. Het gaat hier om mensen die al geruime tijd in ons land verblijven, maar er weinig aan gedaan hebben om hier in te burgeren.
In een aantal gevallen kwam dat omdat zij het vaste voornemen hadden om naar hun geboorteland terug te keren wanneer ze hier voldoende verdiend hadden. Die gedachte lag trouwens ook veelal ten grondslag aan het Nederlandse minderhedenbeleid.
In werkelijkheid pakte dat vaak anders uit. Terugkeer naar het land van herkomst was in financieel opzicht meestal niet aantrekkelijk. Men was gewend geraakt aan het royale voorzieningenpakket van de Nederlandse verzorgingsstaat. Bovendien waren de kinderen te zeer verwesterd om nog terug te willen naar het Turkse of Marokkaanse platteland.
Inmiddels zijn we er wel achter dat kennis van de Nederlandse taal (en van een aantal hier gangbare regels en gewoonten) van groot belang is voor de maatschappelijke integratie. Als dat ontbreekt, is men nog wel in staat om op de markt of in de winkel zijn inkopen te doen, maar daar blijft het dan ook bij.
Bij voorkeur zoekt men dan een woonbuurt op waar veel landgenoten wonen, met wie men sociale contacten kan onderhouden. Daardoor neemt de behoefte aan integratie in de Nederlandse samenleving nog verder af.
Vandaar dat inburgeringsexamens voor nieuwkomers tegenwoordig verplicht zijn. Maar er zijn ook nog oudere lichtingen. Na 10 of 25 jaar is hun kennis van het Nederlands vaak nog teleurstellend.
Wie van hen in aanmerking komt voor een WW- of WAO-uitkering, wordt straks geconfronteerd met eisen aan zijn taalvaardigheid. Wie daar niet aan wil voldoen, wordt gekort.
Meer dan voorheen worden er tegenwoordig tegenprestaties verlangd van mensen die aanspraak maken op een uitkering. De nieuwe bijstandswet is daar een voorbeeld van. Werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bieden dezelfde mogelijkheden.
Het gaat hier in ieder geval om mensen voor wie tijdgebrek geen bezwaar kan zijn. Juist omdat zij buiten het arbeidsproces zijn komen te staan, kunnen zij ook niet meer langs die weg hun kennis van de Nederlandse taal bijspijkeren.