Ergernis over besnijdenis typeert autonome mens
Duitse stemmen roepen om een verbod op de besnijdenis omdat het een verminking zou zijn. De internationale joodse gemeenschap reageert heftig en vreest herlevend antisemitisme. De discussie maakt zichtbaar dat sommige moderne waarden zo veel gewicht in de schaal leggen dat ze de godsdienstvrijheid opheffen.
De aanleiding voor de ophef is de besnijdenis van Ali al-Akbar in 2010. Enkele dagen later belandt hij in het ziekenhuis in Keulen omdat het bloeden niet ophoudt. De artsen bellen de politie en het openbaar ministerie besluit de dokter die de besnijdenis heeft uitgevoerd te vervolgen.
Het Amtsgericht Keulen spreekt de arts eerst vrij, maar in juni oordeelt het Landgericht dat religieuze besnijdenis mishandeling is. Alleen vanwege de juridische onduidelijkheid krijgt de arts vrijspraak.
De kwestie ligt emotioneel uiterst gevoelig. De godsdienstvrijheid is immers in het geding. Daarbij roept een Duits verbod herinneringen aan de Holocaust op. Toch is het belangrijk om de achterliggende motivatie te analyseren.
Blijkbaar vindt de rechter dat er zwaarwegende argumenten zijn om de vrijheid van godsdienst in te perken. Bij die waarden staat de autonomie voorop. De rechter oordeelt dat de ouders best even kunnen wachten met de besnijdenis totdat „het kind zelf kan bepalen of het besneden wil worden.” Een religieuze opvoeding mag wel, maar vrijheid staat voorop en daarom zijn onomkeerbare beslissingen taboe.
Ontdopen
Daarmee sluit de uitspraak aan bij een breed gedragen gevoel in de westerse cultuur dat je godsdienst niet aan kleine kinderen moet opdringen. Uit de reacties op nieuwssites zoals PowNed blijkt de afschuw van godsdienstige opvoeding. „Alle relidioten moeten aangeklaagd worden voor mentale mishandeling.” „Geestelijke mishandeling in de vorm van gelovig opvoeden moet ook verboden worden.” Wie dat schrijft, is niet representatief voor de weldenkende meerderheid, maar vertolkt wel een sentiment dat breed leeft.
Sympathie voor een gelovige opvoeding brokkelt af, zeker als het om een orthodoxe opvoeding gaat. Dat komt door het groeiend gewicht dat de moderne maatschappij toekent aan de mondigheid van ieder individu. Als kinderen gedoopt zijn, moeten ze ontdoopt kunnen worden. De besnijdenis is niet ongedaan te maken en dus moet je daar maar mee wachten.
De besnijdenis is echter niet zomaar een ritueel dat wel even uitgesteld kan worden. Het markeert de joodse identiteit. Het is het teken van Gods verbond. Een jongetje mag alleen besneden worden als hij een joodse moeder heeft, om de eenvoudige reden dat je nooit met zekerheid weet wie de vader is.
Hoe de besnijdenis bij de moslims zich verhoudt tot de joodse besnijdenis is historisch niet helemaal duidelijk. Er kan een lijn lopen via Ismaël naar de Arabische volken. In ieder geval wortelt ook de islamitische besnijdenis in Gods gebod aan Abraham. In de islam is de besnijdenis niet verplicht, de Koran roept moslims ertoe op om Gods geboden aan Abraham na te volgen.
Het lijf
In de Duitse discussie speelt de lichamelijke integriteit een grote rol. Volgens de rechters weegt het „fundamentele recht van een kind op lichamelijke onschendbaarheid” zwaarder dan de rechten van de ouders.
Om die reden voert in Nederland de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) een pleidooi om besnijdenis van jongetjes te ontmoedigen. Als het medisch niet nodig is, moet een arts niet in je lichaam gaan snijden. De Grondwet beschermt niet alleen de godsdienstvrijheid, maar ook de fysieke integriteit. De autonomie gebiedt: laat je kind vrij. De lichamelijke onschendbaarheid voegt er aan toe: blijf van zijn lijf.
Een meester of juf die een kind in de kraag grijpt, roept al snel de woede van de ouders op. Wie het lichaam aanraakt, schendt de tempel van het autonome individu. Vroeger ging de opvoeding om de zuiverheid van de ziel, maar nu de mens een zoogdier is zonder ziel, blijft alleen het lichaam over.
Toch is het opvallend dat je over sommige andere aantastingen van de lichamelijke integriteit weinig hoort. Sommige ouders doorboren kinderoren om er metalen voorwerpen in te hangen. Toch pleit geen medicus of rechter voor een verbod op oorbellen.
Zwangere vrouwen die roken en drinken tasten de hersenen van hun ongeboren kind aan. Ongeboren kinderen die ongewenst zijn genieten geen enkele bescherming. Dat autonomie en lichamelijke integriteit in het geval van de besnijdenis zo zwaar wegen komt ook door twee andere ontwikkelingen in de westerse samenleving.
Die twee waarden staan in de open brief in de Frankfurter Allgemeine Zeitung waarnaar redacteur Evert van Vlastuin verwijst in ”Recht aan besnedene” (RD 11-8). De brief stelt klip-en-klaar dat godsdienstvrijheid geen vrijbrief is voor seksueel geweld en dat het discriminerend is om alleen vrouwenbesnijdenis te verbieden. Besnijden is besnijden en een kind is een kind. Punt uit.
Het is absurd om bij besnijdenis van jongens over seksueel geweld te spreken. Maar dat besnijdenis bij meisjes een afschuwelijke genitale verminking is, telt niet mee als de bellen van het gelijkheidsbeginsel beginnen te rinkelen.
De onbelemmerde beleving van de seksualiteit en de absolute gelijkheid van de seksen zijn op de achtergrond van doorslaggevende betekenis voor de weerstand tegen de besnijdenis. De Keulse rechter benoemt dat niet uitdrukkelijk, maar vertolkt met zijn oordeel wat de intelligentsia vindt.
Abortus
Mondigheid, lichamelijke integriteit, seksuele ontplooiing en gelijkheid zijn de vier heilige waarden van de moderne samenleving. Wie daar aan komt, roept haat en afschuw op. Zie de ophef over de uitspraak van SGP-leider Van der Staaij over abortus. Een vrouw beschikt zelf over haar lichaam, seksualiteit staat los van voortplanting en discriminerende mannen moeten hun mond houden.
Afgezien van de vraag of de kans op zwangerschap na verkrachting inderdaad klein is, rust er op abortus een taboe. Terwijl nergens de lichamelijke integriteit zo geschonden wordt als in de moederschoot.
Het is een valkuil voor orthodoxe christenen om van de weeromstuit de moderne waarden te verwerpen. Daarmee bevestigen zij een karikatuur. De vier waarden wortelen stuk voor stuk in de joods-christelijke traditie. Dat maakt het verhaal ingewikkeld.
Het prechristelijke heidendom kent geen vrijheid en gelijkheid, beschouwt het lichaam als een kerker en seksualiteit als een dierlijke drift. De joods-christelijke beschaving heeft de mens als beeld van God in ere hersteld met een boodschap van vrijheid, gelijkheid. Het lichaam is een tempel van de Geest en de seksualiteit een gave van God.
De moderne mens neemt afscheid van het christendom, verabsoluteert de van oorsprong joods-christelijke waarden, maakt ze los van God en gebruikt ze om ondankbaar met God en godsdienst af te rekenen.
Schaamdelen
Rabbi Akiva, 50-135 na Chr., werd eens geconfronteerd met de spottende vraag waarom God er niet voor zorgt dat jongens besneden geboren worden. Hij liet wat graan en twee broden halen en zei: „Het is de taak van de mens om het werk van God te vervolmaken.” God geeft graan, opdat wij er brood van zouden bakken. Zo ligt de bestemming van de mens in de onderhouding van Gods gebod. Daarom worden jongens met een voorhuid geboren.
Johannes Calvijn vindt het op het eerste gezicht vreemd dat God het teken van Zijn verbond juist in de schaamdelen aanbrengt, (commentaar op Genesis 17:11). Maar bij nader inzien wijst de besnijdenis van de voorhuid op de erfzonde, die de mens bij de voortplanting doorgeeft. Hij verbindt de besnijdenis aan de seksualiteit.
Het is misschien wel riskant om zo’n sterke link te leggen tussen voortplanting en erfzonde. De seksualiteit is geen noodzakelijk kwaad, maar scheppingsgave van God. Calvijn voegt er meteen aan toe dat door diezelfde voortplanting Christus in de wereld is gekomen. Zo is de besnijdenis een teken van berouw en van hoop.
De bekende rabbijn Simon Philip de Vries, die in 1944 in Bergen-Belsen werd omgebracht, schrijft in zijn onvolprezen ”Joodse riten en symbolen” dat de besnijdenis wijst op de heiliging van de voortplanting. In de procreatie weerspiegelt de mens het beeld van de Schepper. De menselijke scheppingsdaad is de intiemste van alle handelingen. „Bij de mens moet de geslachtsdrift geheiligd worden. (…) het dierlijke moet in hem het hoogste worden.” Aversie tegen de besnijdenis is vooral weerstand tegen Gods bemoeienis.
Onder de as van het moderne heidendom gloeit in de westerse cultuur haat tegen de God van Israël, omdat Hij Zich bemoeit met die delen van het lichaam waar mondige mensen zelf over willen beschikken.
Tegenover de moderne waarden van autonomie, lichamelijke onschendbaarheid, seksuele zelfontplooiing en verabsoluteerd gelijkheidsdenken, stelt de joods-christelijke traditie de gelovige onderwerping van lichaam en ziel aan de God van het verbond.
In de besnijdenis ontvangt een kind zijn identiteit. Die is niet gelegen in het zelfbeschikkingsrecht, maar in de genade van God, Die ons bij name kent en roept.
Bloed
Volgens rabbi Akiva laat God jongetjes onbesneden geboren worden opdat Abraham en zijn nageslacht door gehoorzaamheid aan Gods geboden tot volmaaktheid zouden komen. De gehoorzaamheid aan de wet is de vervolmaking van de schepping.
Christenen weten dat er maar één Kind is Dat de wet volbrengt en zo de schepping voltooit. Wie in Hem gelooft, hoeft niet besneden te worden, want hij is al besneden met de besnijdenis van Christus en ingelijfd in Hem, wat door de doop beduid wordt.
Lukas spreekt voor de besnijdenis consequent over ”het Kind” dat pas op de achtste dag de Naam Jezus krijgt. Christus is geworden onder de wet, geworden uit een vrouw. Door Zijn besnijdenis is Zijn lichaam –tot en met de seksualiteit– geheiligd en aan God gewijd.
Het eerste bloed drupt op de achtste dag. De achtste dag is de eerste dag, de dag van de opstanding, de vervolmaking van de schepping.