Schade bij Boskoopse kwekers valt mee
Zout in het water, dat is de dood in de pot voor de boomkwekers rond Boskoop. De schade aan de gewassen van het inlaten van zilt water in het gebied valt tot nu toe mee, maar „we zijn door het oog van de naald gekropen”, zegt een van hen.
Eerst was er de hitte. Die zorgde voor uitdroging, gebrek aan oppervlaktewater en daling van het grondwaterpeil. Uit vrees voor verzakking van dijken en het verrotten van houten funderingspalen onder gebouwen liet het hoogheemraadschap Rijnland daarom op 14 augustus zilt water vanuit de Hollandsche IJssel binnen in de Gouwe en de boezemwateren rond Waddinxveen en Boskoop.
Toen coniferenkweker Jan van der Hoek uit Boskoop hoorde dat het waterschap zout water binnen zou laten, pompte hij gauw nog zijn drie bassins vol met 6,5 miljoen liter slootwater. Omdat de bassins al een week leeg waren, besproeide hij zijn gewassen al met water uit de sloot.
Slootwater is niet zo goed voor de planten. „Het gebied heeft normaal al last van zout kwelwater uit de ondergrond van de omliggende polders. Daardoor heeft het slootwater standaard al een chloridegehalte van 155 milligram per liter, terwijl 180 de kritische grens is. Je vervuilt daardoor de containers waarin de coniferen staan én de lavalaag eronder met zouten. Om te voorkomen dat die zich door uitdroging in de potgrond ophopen en de planten schaden, moet je ze extra veel water geven zodat de potten worden doorgespoeld.”
Van der Hoek vangt het sproeiwater normaal gesproken weer op en laat het in z’n bassins terugstromen voor hergebruik. Door verdamping neemt de concentratie zouten echter toe tot boven de kritische grens van 180 milligram per liter. Daarom loost hij het retourwater nu op de sloot.
Schade aan zijn coniferen of stilstand in de groei heeft Van der Hoek tot dusver niet kunnen constateren. „Het is allemaal nog met een sisser afgelopen. Als de hitte had voortgeduurd, had ik veel meer moeten sproeien. Of als het waterschap niet was gestopt met het inlaten van brak water, dan had zich dat door de hele polder verspreid en hadden we allemaal grote problemen gehad.”
De kwekerij van Van der Hoek ligt wat verder van de Gouwe af. Dat is anders met het bedrijf van de gebroeders Van Vliet uit Boskoop. Hun tuinderij van 23 hectare -met meest moederplanten in de volle grond zoals de cedrus, de hamamelis en de pieris- ligt dicht bij een waterinlaat aan de Gouwe. De zilte golf zou hun bedrijf direct overspoelen.
Toen de beide broers over de eerste schrik heen waren, begonnen ze diep na te denken over het nemen van maatregelen. „We hebben een bassin van 500.000 liter. Daarin hadden we regenwater opgevangen. Elders hadden we nog 3 miljoen liter opgeslagen. Omdat we het bangst waren voor de planten op de volle grond, hebben we de drainage uitgezet. Voordat het zoute water er was, hebben we alle tuinen onder water gezet en alle drainageputten vol water laten lopen. We dachten: hoe meer zoet water, des te minder last we van het zout hebben”, zegt Arno van Vliet.
De genomen maatregelen bleken goed uit te pakken. De concentratie chloride in de sloten bij hun bedrijf liep op tot ongeveer 320 milligram, een niveau dat absoluut schadelijk is voor de gewassen, zeker voor de magnolia, de hamamelis en de choisia die zij -onder andere- in de kas kweken. Deze planten kunnen niet meer dan 100 milligram chloride verdragen. „We zijn eigenlijk door het oog van de naald gekropen.”
De gewassen hebben ogenschijnlijk weinig geleden. Vooralsnog is Van Vliet niet ontevreden. Al beseft hij dat de schade pas op latere datum is te zien. „Er is bij verschillende planten sprake van bladverbranding door de hitte. Maar van een verminderde sierwaarde gaat een boom niet dood, al ik hij dan tijdelijk misschien slecht verkoopbaar. Als de wortels goed zijn, valt het gigantisch mee.”
Verschillende Boskoopse kwekers tonen zich zeer kritisch over het inlaten van zout water. Henk van der Smit, waterschapsbestuurder bij het hoogheemraadschap Rijnland, kan zich dat indenken. „Het was misschien niet nodig geweest. Er is uiteindelijk gekozen voor een aanvoerroute voor zoet water via Amsterdam. Maar dit kostbare plan moest eerst worden uitgewerkt en vervolgens nog ter goedkeuring aan de minister worden voorgelegd.”
Ook voorzitter Piet Trimp van de Kring Boskoop van de Nederlandse Bond van Boomkwekers is voorzichtig kritisch over het overheidsoptreden. Maar hij toont tevens begrip. „Ik vind -net als onderzoeksinstituut TNO- dat ze het wat overhaast hebben gedaan. Het waterschap heeft zich echter later ook ingespannen om zo veel mogelijk zoet water naar de kwekers toe te leiden.” Zijn organisatie zal geen schadevergoeding aan de overheid vragen.
De economische schade is heel moeilijk in te schatten, zegt Trimp. Er zijn geen planten doodgegaan. Hoeveel de gewassen hebben geleden, moet later nog blijken. Er kan sprake zijn van kwaliteitsvermindering. „Maar als de kwekers schade hebben, dan hebben particulieren en de plantsoenen dat ook. Dat geeft wellicht weer vervangingsvraag.”