Vier- en vijfpartijenkabinet geen unicum
DEN HAAG (ANP) – Als de huidige peilingen uitkomen, zal na de Tweede Kamerverkiezingen een kabinet van vier of misschien wel vijf partijen moeten worden gevormd. Dat lijkt erg veel, maar enkele decennia terug waren dergelijke kabinetten vrij gewoon.
Zo bestond het kabinet-Den Uyl (1973-1977) uit vijf partijen. Dat waren PvdA, D66, PPR (een voorloper van GroenLinks), KVP en ARP. De twee laatste partijen fuseerden in 1980 tot het CDA. Maar de CHU, die ook in het CDA opging, zat ten tijde van het kabinet-Den Uyl in de oppositie.
Ook de voorganger van het kabinet-Den Uyl, het kabinet-Biesheuvel, bestond uit vijf partijen: KVP, ARP, CHU, VVD en DS’70, een rechtse afsplitsing van de PvdA. Leider van DS’70 was Willem Drees jr., een zoon van de man die in de jaren ’50 namens de de PvdA premier was van vier kabinetten. Alle kabinetten-Drees bestonden uit vier partijen. De eerste twee werden gevormd door PvdA, KVP, CHU en VVD. De ARP zat in de oppositie. Aan de andere twee deed de ARP wel mee; toen zat de VVD in de oppositie.
Ook de kabinetten van De Quay (1959-1963), Marijnen (1963-1965) en De Jong (1967-1971) bestonden uit vier partijen. Dat waren steeds de drie christelijke partijen en de VVD.
Tegenwoordig wordt vaak geklaagd over de stabiliteit van de politiek. Maar daarmee was het in de jaren ’50, ’60 en ’70 niet veel beter gesteld. Van de in dit overzicht genoemde kabinetten regeerden alleen dat van De Quay en De Jong de volle 4 jaar. Het is voor een Nederlands kabinet zelfs vrij uitzonderlijk als het de rit uitzit. Van de 21 kabinetten die sinds het aantreden van Drees-1 in 1948 regeerden (overgangskabinetjes niet meegerekend), stapten er 15 voortijdig op.