Binnenvaartschippers onderschatten dode hoek
De grote dode hoek, de afstand waarover schippers het vaarwater voor zich niet kunnen overzien, is een groot gevaar voor de veiligheid op de binnenwateren. Volgens de Raad voor de Transportveiligheid onderschatten schippers zelf de dode hoek.
De raad deed onderzoek na een fataal ongeluk in 1999 op het Keeten, tussen Tholen en Schouwen–Duiveland. Een visser werd in zijn voor anker liggend bootje overvaren door een binnenvaartschip.
De raad, geleid door mr. Pieter van Vollenhoven, nam tachtig willekeurige schepen onder de loep. Meer dan de helft (59 procent) van de beladen containerschepen voldeed niet aan de wettelijke norm van de maximaal toegestane dode hoek van 350 meter, zo blijkt uit de dinsdag gepubliceerde bevindingen…
Van de onbeladen motorschepen voldeed 40 procent aan de norm van een dode hoek van 250 meter. Een op de vijf had een dode hoek van 400 meter of meer. Een schipper kon pas 1,5 kilometer voor zich uit het vaarwater zien.
Maar ook het beperkte zicht naast en achter het schip speelt een rol bij ongevallen. Er worden wel steeds meer spiegels en video–installaties gebruikt. De raad beveelt het opstellen van regels voor dergelijke installaties aan.
Een ander idee van de raad is vast opgestelde videocamera’s om het zicht van schippers in hefbare stuurhuizen te verbeteren. Dit soort stuurhutten komt steeds meer voor, maar het zicht naast en achter het schip is al gering en wordt juist minder als ze op hoogste stand staan.
De raad, die de overheid adviseert regels te vernieuwen, doet ook belangenorganisaties de aanbeveling leden te vragen beter op te passen.