Kerk & religie

Blaise Pascal zag seculiere wereld aankomen

De Franse filosoof en natuurkundige Blaise Pascal overleed op 39-jarige leeftijd in Parijs, deze maand 350 jaar geleden. Zijn ”Pensées” vormen een eenzaam hoogtepunt van christelijk denken.

Jan-Kees Karels

29 August 2012 10:29Gewijzigd op 14 November 2020 22:53
Blaise Pascal             beeld Marie-Lan Nguyen, Wikimedia
Blaise Pascal beeld Marie-Lan Nguyen, Wikimedia

We zijn niet tevreden met het leven dat we in onszelf en in ons eigen bestaan leiden. We willen een fictief leven hebben in de voorsteling van de anderen, en spannen ons in om ons daartoe te presenteren. We zijn permanent in de weer om ons fictieve bestaan mooier te maken en in stand te houden en verwaarlozen het werkelijke.

Als je niet beter weet, denk je dat deze zinnen geschreven zijn door iemand van onze tijd die Twitter, Facebook en andere sociale media evalueert. Maar dat is niet zo: ze zijn geschreven in de zeventiende eeuw door de Fransman Blaise Pascal. Als weinig anderen heeft deze man de manieren gepeild waarmee mensen zichzelf voor de gek houden.

De familie van dit prachtige genie woonde in de Auvergne. Het geboortehuis van Blaise aan de Rue des Gras in Clermont is er niet meer. Slechts een ronde gedenkplaat herinnert aan het bestaan ervan.

De grootvader van Blaise, Martin, is belastingcontroleur. Zoals veel burgers en kleine edelen uit de Auvergne raakt hij in de ban van de Reformatie. Hij wordt echter afgeschrikt door de Bartholomeusnacht in 1572, waarin duizenden protestanten worden vermoord. Martin blijft de Rooms-Katholieke Kerk trouw. Zijn vrouw Marguerite schenkt in 1588 het leven aan Etienne, de vader van Blaise. Etienne trouwt met Antoinette Begon, dochter van een parlementslid, en samen krijgen ze vier kinderen: dochter Antonia, die kort na de geboorte sterft; dochter Gilberte (1620), zoon Blaise (1623) en dochter Jacqueline (1625).

Moeder Marguerite overlijdt, volgens sommigen omdat ze te veel kersen gegeten zou hebben. Pascal moet als kind het verhaal gehoord hebben. „Alles kan dodelijk zijn voor ons”, zal hij later schrijven, „zelfs dingen die gemaakt zijn om ons te dienen; zo kunnen muurtjes en trappen in de natuur ons doden, als wij niet voorzichtig lopen” (fragment 756). Vader Etienne, dan 38 jaar oud, blijft achter met drie kleine kinderen. Hij besluit de zorg voor hen aan een gouvernante over te laten.

Begin 1631 installeert Etienne zich met zijn kinderen in een eenvoudig huis in het Quartier du Temple in Parijs. Blaise is dan acht jaar oud. Vader leert hem Latijn, geschiedenis en Frans en maakt hem vertrouwd met scheikunde, de geluidsleer en de leer van vloeistoffen.

Blaise leeft bijna opgesloten in het huis, slechts in gezelschap van vader, de gouvernante en de zussen. Vooral met de begaafde Jacqueline bouwt hij een intense relatie op. Als Pascal twaalf jaar is, vindt vader dat hij voldoende Latijn kent om het te kunnen gebruiken. Vader besluit dat er op vier dagen in de week thuis Latijn gesproken zal worden: maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag.

Nadat vader een paar slechte beleggingen heeft gedaan, gaat hij aan het werk als belastinginspecteur in Rouen. Hij moet veel berekeningen maken en Blaise helpt hem daarbij. Door dit werk wordt hij geïnspireerd tot de uitvinding van de eerste mechanische rekenmachine. Vader wordt na veel moeite toegelaten tot de prestigieuze Académie Française, het mekka voor Franse wetenschappers in die tijd. Daar kan hij zijn geniale zoon introduceren.

Descartes

Blaise is van jongs af veel ziek: hij lijdt aan hoofd- en kiespijn. In de lente van 1647 heeft hij hevige maagpijn en migraine. Ziekten zijn een oorzaak van dwalingen, schrijft het jonge genie. „Zij vertroebelen ons oordeelsvermogen en onze zintuiglijke waarneming.” Mogelijk, schrijft zijn biograaf Jacques Attali, is hij vergiftigd door het kwik waarmee hij al een jaar aan de gang is en dat hij in zijn kamer bewaart. In deze tijd voert Pascal zijn experimenten over het luchtledige uit. In dat verband ontmoet de Franse jongeman de belangrijkste Europese filosoof van die tijd, René Descartes. Deze is geboeid geraakt door de jongeman met de rekenmachine en de vreemde ideeën over het luchtledige.

Descartes nodigt Pascal bij hem thuis uit, maar deze is te ziek om te komen. Dus bezoekt de filosoof de jongeman thuis. Een maand na dat bezoek maakt Pascal zijn stelling over het bestaan van het luchtledige wereldkundig. Zijn ”Expériences” trekken de aandacht van Europese geleerden. Ook in Polen, Zweden en Nederland worden de proeven gedaan.

Op 23 november 1654, van halfelf tot na middernacht, wordt Pascal door een soort vuur verblind. Hij valt flauw en komt pas de volgende morgen tot bewustzijn. Dan neemt hij een blad papier en schrijft met vaste hand een tekst die tot de mooiste documenten van de christelijke spirituele literatuur behoort: het ”Mémorial”. Bovenaan zet hij een kruis en schrijft de datum. Hij vouwt de twee blaadjes samen en laat ze door een knecht in de voering van zijn jas naaien.

Jansenisten

Op 7 januari 1655, anderhalve maand na de ‘nacht van vuur’, besluit Pascal in retraite te gaan bij de jansenisten in de hoeve van Port-Royal-des-Champs, nabij Parijs. Dit deel van het jansenistische gebouw bestaat nog. De jansenisten, een stroming binnen de Rooms-Katholieke Kerk die genoemd is naar Cornelius Jansenius, zijn op dat moment verwikkeld in een felle strijd met de jezuïeten. Inzet is onder meer de vraag naar de verhouding tussen Goddelijke genade en menselijke wil en de rol die de leer van kerkvader Augustinus hierbij speelt.

Blaise voegt zich in het ritme van de kluizenaars: elke morgen staat hij om vijf uur op en gaat met hen naar de vallei, leest de Bijbel, Augustinus, Epictetus en Montaigne. Evenals de anderen doet hij handenarbeid. Boven een overdekte put van 60 meter diep, op de binnenplaats van de hoeve, maakt hij een machine waarmee zware emmers naar boven en beneden gebracht kunnen worden.

In Port-Royal-des-Champs raakt Pascal verzeild in de strijd tussen de jansenisten en de jezuïeten. Met de geleerde hebben de jansenisten een geducht medestander binnen hun kamp gehaald. Pascal zal vanaf nu, onder pseudoniem, zijn beroemde ”Lettres provinciales” schrijven, een serie van achttien brieven waarin de tegenstanders van de jansenisten genadeloos over de hekel worden gehaald.

In Parijs wordt na het verschijnen van de eerste brieven bij alle drukkerijen huiszoeking gedaan. Pascal duikt onder, onder de naam van zijn grootmoeder De Mons, in een hotel. De brieven blijven verschijnen en worden steeds beter verkocht. Iedereen praat erover. Ze worden soms zelfs op de preekstoel voorgelezen. Het effect is enorm: sinds de lakse moraal van de jezuïeten aan de orde wordt gesteld, neemt het protest tegen hen toe. Overal in Frankrijk verkondigen priesters op de preekstoel dat de jezuïeten goede christenen naar de hel leiden door hen te goeder trouw doodzonden te laten doen.

Christocentrisch

„Hoe mooi de rest van het stuk ook mag zijn, het laatste bedrijf is bloedig. Tot slot gooien ze aarde op je hoofd en daarmee is het voor altijd gedaan”, schrijft Pascal. Als hij in 1662 op 39-jarige leeftijd overlijdt, heeft hij zijn grootse apologie van het christelijk geloof niet kunnen voltooien. Het materiaal dat ervoor de basis vormt, wordt bekend als de ”Pensées”. De schrijver W. J. Otten spreekt van een „doos vol losse, ongepubliceerde notities, aforismen, halfvoltooide vertogen, opzetjes, onbegonnen gedachtegangen.”

Velen denken dat de ”Pensées” een rationele onderbouwing van het christelijk geloof zijn; een ultiem bewijs dat geloof en rede niet met elkaar in strijd zijn, maar dat je beide op één lijn kunt krijgen. Dit is echter een misvatting: de ”Pensées” laten juist zien dat geloof en rede van een totaal andere orde zijn, en in het geheel niet met elkaar sporen.

Pascal bestrijkt in de Pensées een breed spectrum: hij schrijft over de grootheid en de ellende van de mens, de gerechtigheid, het dogmatisme van filosofen, over zonde en eigenliefde, vermaak, onverschilligheid, het zoeken naar waarheid, de verborgenheid van God, de betrouwbaarheid van de Bijbel, de Joden, wonderen, de uniciteit van het christelijk geloof en over het middelpunt van alle dingen: Christus. „Elke pensée, ieder woord in iedere gedachte is een klinker in de weg die leidt tot Christus. De hele structuur van Pascals betoog is christocentrisch”, stelt Peter Kreeft, als docent filosofie verbonden aan Boston College. In zijn boek ”Christianity for Modern Pagans” (Nederlandse vertaling 2004) beschouwt hij Pascal als de eerste namiddeleeuwse apologeet, iemand die zijn tijd ver vooruit was. Vanuit de zeventiende eeuw richt deze denker zich tot de huidige moderne heidenen en geseculariseerde intelligentsia. „Hij is de eerste die zich het karakter van de nieuw ontkerstende en ontheiligde wereld realiseert – en zich tot die wereld richt. Hij hoort bij ons”.


„De mens is een vreemd en grillig orgel”

Het hart heeft zijn eigen ordening, en de geest heeft de zijne, die met principes en bewijzen werkt. Het hart heeft een andere. Dat men ons moet liefhebben bewijs je niet door een systematische uiteenzetting over de oorzaken van de liefde. Dat zou belachelijk zijn. Christus en Paulus hanteren de ordening van de liefde, niet die van het verstand, want zij willen geen kennis brengen maar nederigheid.

(”Pensées”, fragment 298)


Onbestendigheid

Als we de mens bespelen denken we een gewoon orgel te bespelen. Hij is inderdaad een orgel, maar een vreemd, grillig en veranderlijk orgel. Wie alleen een gewoon orgel kan bespelen zou hieraan geen zuiver akkoord kunnen ontlokken. Je moet weten waar de toetsen zitten.

(”Pensées”, fragment 55)


We laten ons doorgaans gemakkelijker overtuigen door de argumenten die we zelf gevonden hebben dan door die waar anderen op gekomen zijn.

(”Pensées”, fragment 737)


Ellende

Salomo en Job hebben de ellende van de mens het best gekend en er de beste dingen over gezegd; de een als de gelukkigste mens, de ander als de ongelukkigste; de een omdat hij uit ervaring wist hoe onbetekenend de aardse genietingen zijn, en de ander omdat hij de ellende als realiteit leerde kennen.

(”Pensées”, fragment 403)


Trots

Nieuwsgierigheid is slechts ijdelheid. Meestal willen we alleen maar iets weten om erover te kunnen praten. We zouden geen zeereizen maken, als het was om er nooit iets over te zeggen en enkel om het genoegen dingen te zien, zonder het vooruitzicht er ooit anderen over te vertellen.

(”Pensées”, fragment 77)


„Waarom dood je mij terwijl je toch al gewonnen hebt? Ik ben ongewapend”.

„Hoezo, je woont toch aan de andere kant van het water? Mijn beste, als je aan deze kant woonde, was ik een moordenaar en zou het een misdaad zijn je op zo’n manier te doden, maar nu je aan de andere kant woont, ben ik een dapper man en is het rechtmatig.”

(”Pensées”, fragment 51)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer