Harderwijkers gruwden van KNIL-militairen
„De stad Harderwijk zal zijn de plaats alwaar het depot voor de coloniale troupes zal worden gevestigd.” Het Soevereine Besluit –Willem I was nog geen koning– van 30 december 1814 luidde voor de stad aan de Zuiderzee een nieuwe periode in.
Hier zou het Koloniaal Werfdepot worden ondergebracht, met soldaten die het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) moesten gaan versterken. Het moest een impuls betekenen voor de „zederd jaren zeer vervallene stad”, die onder Napoleons bewind geleden had.
De soldaten werden ondergebracht in de Provinciale Munt, het vroegere klooster van de Grauwe Susters. Ze gedroegen zich allerminst als nonnen, schrijft Clemens Verhoeven in een pasverschenen boek over de Koloniale Reserve: „De bordelen, de kroegen, het dobbelen, het lallen en rellen in de openbare ruimte, de Harderwijkers gruwden ervan, elke dag, maar zeker op zondag, de dag des Heren. Dan gingen stad en omgeving ter kerke, maar vaak moesten de kerkgangers spitsroeden lopen langs de kroegen, waar vanaf ’s morgens vroeg werd gedronken en gezongen.”
Al gruwden de stadsbewoners van de militairen en vochten ze zelfs met hen, ze ondergingen wel de „corrumperende invloed” van de aanwezigheid van het legerkorps. Het gedrag van de rekruten leidde uiteindelijk tot een prostitutieverbod en tot vertrek van het werfdepot naar Nijmegen. De Koloniale Reserve werd daar uiteindelijk met veel moeite omgevormd tot een elitekorps.
www.kolonialereserve.nl voor de vier exposities die aan dit boek zijn gekoppeld.
Boekgegevens
”Het vergeten korps. De geschiedenis van de Koloniale Reserve”, Clemens Verhoeven; uitg. Vantilt, Nijmegen 2012; ISBN 978 90 8145 003 4; 256 blz.; € 29,50.