Uitgegoten
Hooglied 1:3b
„Uw Naam is een olie die uitgestort wordt.”
We gaan nu eens na de tekst: „Gij zult Zijn Naam Immanuël heten” (Jesaja 7:14): dat wijst op Zijn barmhartigheid. Ook zegt Hij van Zichzelf: „Gij heet Mij Meester en Heere” (Johannes 13:13). De eerste tekst spreekt dan van genade, en de tweede van majesteit. Want het is niet minder barmhartig de geest wetenschap te leren dan aan het lichaam spijs te geven.
Verder zegt de profeet: „En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst” (Jesaja 9:6). De eerste en de derde naam betekenen Zijn majesteit, de andere namen Zijn barmhartigheid.
Welke van al die namen wordt nu (als olie) uitgegoten? Stellig vloeit de naam ”Majesteit” of ”Macht” enigermate in de namen ”Barmhartigheid” en ”Genade” over en die worden door Jezus Christus, onze Zaligmaker, overvloedig uitgegoten. Versmelt bijvoorbeeld de naam God niet, om in de naam ”God met ons” over te gaan, dat wil zeggen Immanuël (Mattheüs 1:23)? Evenzo gaat de naam ”Wonderbaar” over in ”Raad”, de ”Sterke God” in de ”Vader der eeuwigheid” en ”Vredevorst” en de ”Heere onze Gerechtigheid” in de barmhartige en genadige Heere (Psalm 111:5).
Ik zeg niet iets nieuws, want eertijds werd niet minder dan de naam Abram in Abraham, en Saraï in Sara veranderd (Genesis 17:5 en 15). Wij herinneren ons dan ook, dat toen al de verborgenheid van de heilbrengende uitgieting is verheerlijkt en schaduwachtig gepredikt.
Bernardus van Clairvaux (1091-1153)
(”Het Hooglied”)