„Ik ben de Heere, uw Heelmeester.”

Och treed toe, o opperste Medicijnmeester! Treed toe, zo nodig, met Uw messen en lancetten, met Uw pleisters en Uw oplossende en losmakende, reinigende en zuiverende geneesmiddelen. Om zo door Uw Geest ontdekt en getrokken, van alle nietige medicijnmeesters en middelen afgebracht, die de kwalen wel verergeren, maar geenszins verbeteren, om voor Uw voeten neergelegd te worden, o barmhartige Samaritaan, opdat Gij ons geneest.

Aanzie onze noden en kwalen en kom ons te hulp. Alle andere hulp schiet tekort! Laat ons, die uw kinderen geworden zijn, tot U, opperste Medicijnmeester roepen, zuchten, kermen, klagen, schreeuwen, uitroepen en niet inhouden onze stem. Totdat Gij, Die dat gebed en die verzuchtingen door Uw Geest in het hart Uws volks verwekt hebt, op Uw eigen tijd, als het kwaad op zijn hoogst gestegen is, tot hun hulp, redding en uitkomst, herstel en genezing van die dodelijke kwalen geven moogt.

Dit alles tot verheerlijking van U, tot verwondering van uw volk, ja, tot blijdschap en vreugde. De wereld tot beschaming en vernedering. De hemel tot verheuging en de hel tot smart en jammer.

Amen.

L. G. C. Ledeboer, predikant te Benthuizen (”Een ABC door een Abéling”, 1845)