Vanmiddag kondigden de voorzitters van de colleges van bestuur van de christelijke hogescholen aan dat die vorming nog nadrukkelijker een plaats krijgt in hun onderwijs. Dat komt niet uit de lucht vallen: oud-studenten hebben als hun mening te kennen gegeven dat er op deze hogescholen meer aandacht zou mogen zijn voor de confrontatie met de levens­beschouwelijke pluraliteit in de samenleving. Ook de deugden- en karaktervorming en de vorming van een eigen beroepsidentiteit verdienen een zwaarder accent, vinden de alumni.

Het zijn conclusies uit een onderzoek dat lector prof. dr. J. Hoogland en medewerkers van het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken van de Gereformeerde Hogeschool (GH) in Zwolle de achterliggende tijd uitvoerden. Er is een internet­enquête uitgezet onder 4300 alumni, van wie er ruim 700 reageerden. Met 22 personen is in groepsverband verder gepraat.

Van die 700 respondenten zat ruim twee derde in de achter­liggende twaalf jaar op de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), 
18 procent volgde onderwijs op de Driestar Hogeschool in Gouda en 16 procent stond ingeschreven op de GH. Driekwart van hen is vrouw.

Ontevreden zijn de oud-studenten zeker niet. De drie instellingen voor hoger beroepsonderwijs (hbo) kenmerken zich volgens hen niet alleen door goede kwaliteit, betrokken en gedreven docenten en een veilige, open sfeer, maar de alumni hebben ook de christelijke beroepsvorming als zeer positief ervaren. Slechts 6 procent noteerde dat hun verwachting van de hogeschool als christelijke hbo-instelling niet of „meer niet dan wel” is uitgekomen. De studenten hebben geleerd om vanuit hun identiteit tot een beroepshouding en tot ethisch beoordelingsvermogen te komen. Dat geldt dan vooral voor de voltijdsopleidingen. Bij de deeltijdstudies raakt de christelijke beroepsvorming in het gedrang, zeggen de oud-studenten.

Als een manco ervoeren de alumni vooral de volgens hen beperkte mate waarin ze onder­wijs hebben ontvangen over andere levensovertuigingen. En hoe moeten ze met anders­denkenden omgaan? Dat zou meer getraind kunnen worden.

Volgens de colleges van bestuur bevestigt het onderzoeks­rapport hun keuze om de komende jaren nog meer in te zetten op vorming. Dat past ook bij wat in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt gesteld: dat er in het hoger onderwijs aandacht dient te zijn voor „persoonlijke ontplooiing en bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheids­besef.”

GH, CHE en Driestar –die samenwerken onder de afkorting ZEG, de afkorting van hun plaatsnamen– doen dat vanuit hun identiteit. „In een tijd waarin hogescholen sterk moeten bezuinigen en hard worden afgerekend op studieresultaten, is het juist zaak om de identiteit in te zetten als hét onderscheidende kenmerk van de hogeschool”, stellen ze zelf.