Nederland raakt als kennisland achterop
Nederland is de concurrentieslag aan het verliezen op het gebied van innovatie en groei van de arbeidsproductiviteit.
Dat blijkt uit de maandag gepubliceerde Kenniseconomie Monitor 2003. „Misschien is nog wel het meest zorgwekkende dat er geen tekenen van herstel zijn”, aldus de schrijvers van het rapport.
Een economie gebaseerd op kennis stelt hoge eisen aan het opleidingsniveau van Nederlanders. Daarmee is het volgens de opstellers van de monitor matig gesteld „en de achterstand wordt groter. Het algemene gevoel dat Nederland een hoogopgeleid land is, blijkt niet uit de cijfers.” Veel studenten maken hun opleiding niet af en „Nederland scoort ronduit dramatisch waar het gaat om afgestudeerden bèta en techniek”.
Niet alleen studenten vormen een probleem. Ondernemers ondernemen te weinig en dat leidt tot een karige hoeveelheid aan nieuwe producten en diensten. „Nederland scoort daar zeer slecht.”
Toch heeft Nederland volgens de onderzoekers wel potentie als innovatief kennisland. Zo blijken Nederlandse studenten, eenmaal afgestudeerd, goede onderzoekers. „In de toptwintig van Europese universiteiten scoort Nederland met zeven universiteiten. We hebben hier het Slochteren van de Nederlandse kenniseconomie te pakken.”
Ook bieden enkele regio’s een sprankje hoop. Hoewel Nederland als geheel onder de maat presteert, is de kenniseconomie in opkomst binnen de driehoek Amsterdam-Eindhoven-Amersfoort. Ook Flevoland en het midden van Noord-Brabant scoren goed. „Dat zijn ook de regio’s waar de economische groei het sterkst is”, aldus de schrijvers van de Kenniseconomie Monitor.
De onderzoekers vinden dat de organisaties die betrokken zijn bij innovatie te veel praten en te weinig doen. Sinds vorige week kent Nederland nog zo’n organisatie, het Innovatieplatform onder leiding van premier Balkenende. Leden van het platform, waarin ook het bedrijfsleven en de wetenschap vertegenwoordigd zijn, zeiden bij de installatie dat de problemen van Nederland bekend zijn. Het platform wil zich daarom vooral bezighouden met de vraag hoe bedrijven gestimuleerd moeten worden om te innoveren.