Baggeraars beleven veel avonturen
„Natuurlijk vloeide er wel eens een traan, maar je moest flink zijn en doorgaan.” Baggeraars waren vaak lang van huis. Het Nationaal Baggermuseum in Sliedrecht deelt hun verhalen via een expositie. Over het redden van bootvluchtelingen, het zinken van een schip, bijzondere bijnamen en over sterke vrouwen.
De postbode wist er vroeger wel raad mee. Een kaart uit Afrika geadresseerd aan ”Arie de Ruwe, Sliedrecht” bezorgde hij zonder problemen. Veel baggeraars kregen bijnamen als ”Bert de stoffige”, ”Krijn de leugenaar” of ”Wout het varken”.
Op het Bijnamenbord in het baggermuseum lieten bezoekers er ook enkele achter: ”Potje”, ”Vette broek” en ”Jan de natte krant”. Een bijnaam had vaak te maken met iemands gedrag, weet Remco van de Ven, vrijwilliger in het Zuid-Hollandse museum. „Zo doelde ”IJzeren Willem” op een onverzettelijke houding.”
Van de Ven was dertig jaar bij de organisatie van het baggerwerk betrokken en werkte vervolgens zestien jaar als wethouder in Sliedrecht. Hij voelt zich volop „baggerboer” en is trots op zijn dorp. „Baggerboer is een geuzennaam en Sliedrecht geldt als bakermat van de baggerindustrie.”
Wat trekt een baggeraar in zijn werk? „De vrijheid, de zelfstandigheid en het avontuur”, weet Van de Ven. „Jongens gingen vroeger al op hun veertiende met vader mee op reis. Ze hielpen de kok en schrobden het dek.”
Tot in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw waren honderden Sliedrechters bij het baggerwerk betrokken. „Ze vertrokken op maandagmorgen naar een klus en keerden vrijdagmiddag laat terug”, vertelt Ariane Riep, adjunct-conservator van het baggermuseum. „Ook als het werk dichtbij, bijvoorbeeld in Rotterdam, gedaan werd. In hun vrije tijd verbleven de werknemers aan boord van de schepen of in keten aan de wal.”
Geen airco
Baggeraars zwierven ook de wereld over en trotseerden ijzige koude in de Noordelijke IJszee en extreme hitte in de Perzische Golf. „Toen ik in 1976 voor een klus in Iran verbleef, was er nog geen sprake van airco op de schepen en in het verblijf aan de wal. Mensen die in de machinekamer werkten, mochten daar niet langer dan een kwartier blijven”, aldus Van de Ven.
Baggeraars die werken buiten Europa zijn tegenwoordig zes weken van huis en vervolgens zes weken thuis. In Europa geldt een periode van vier weken op en vier weken af. Vroeger was dat andere koek. „Mensen vertrokken voor de duur van een klus”, weet Riep. „Soms waren ze enkele jaren weg.” Zo kon het gebeuren dat een dochter haar vader niet herkende en in snikken uitbarstte toen hij hartje winter „zwart gebrand” thuiskwam, is te lezen op de expositie.
Gespuis
Riep en haar collega Marianne Blaauboer traden eind vorig jaar in dienst van het Nationaal Baggermuseum. Ze werden gegrepen door de verhalen van de vrijwilligers, wat resulteerde in de tentoonstelling ”Avonturen van de baggeraar. Lange dagen, ver van huis, krokodillen en ander gespuis”.
De conservatoren belichten met de expositie, die in één zaal is opgezet, een aantal perioden en thema’s. Van het werk in de grienden, een Ruslandreis in 1849, het werk in de IJszee en in warme oorden tot de dreiging van piraten. De anonieme verhalen van de baggeraars worden geïllustreerd met foto’s, contracten en opgezette dieren, zoals een ijsbeer en een schildpad. Op een levensgrote wereldkaart zijn de plekken aangegeven waar op dit moment gebaggerd wordt en waar de diverse avonturen zich afspeelden.
Niet zeuren
Baggeraars zijn binnenvetters, maar hebben ook hun gevoelens, aldus Van de Ven. „Pas als je echt vertrouwd met iemand was, deelde je de verhalen van het thuisfront.” Eén keer maakte hij heimwee bij een collega mee. „Tijdens een klus in de Perzische Golf. Een jongen kwijnde weg van heimwee en hing huilend om onze nek. Hij is naar huis gegaan. Overigens, als je ervoor kiest om met een baggerschip de wereldzeeën over te zwerven, moet je niet zeuren dat je vader en moeder thuiszitten. Het is flink zijn en doorgaan. Natuurlijk vloeide er wel eens een traan. Als ik naar het buitenland ging en nagewuifd werd door mijn vrouw en zoontje van twee, verliet ik met natte ogen het huis.”
De vrijwilliger kreeg het af toe te kwaad. „In Iran kwam ik op weg naar het werk langs een vliegveld. Eén keer per week stond daar een DC-8 van de KLM. Ik kreeg iedere keer een brok in mijn keel als ik de Nederlandse vlag op dat vliegtuig zag.”
Bootvluchtelingen
De gesprekspartners vinden het lastig aan te geven welk verhaal het meeste indruk op hen maakte. Riep: „De bemanning van de Geopotes IX die in 1988 bij Vietnam in een wrak scheepje vol bootvluchtelingen stuitte. Ze namen deze Vietnamezen aan boord. Niet lang daarna belandde de sleephopperzuiger in een tropische storm. Dat hadden de vluchtelingen in hun eigen bootje niet overleefd. De kapitein van het baggerschip kreeg nog jarenlang bedankbrieven van hen.”
Van de Ven is de nacht van 7 op 8 februari 1970 bijgebleven. „Er kwam ’s nachts iemand thuis aan de deur omdat de Geopotes VIII in een storm was gezonken. Mijn broer George was daar aan boord. Gelukkig bleken alle 26 bemanningsleden vanuit een sloep opgepikt te zijn door een Nederlandse kustvaarder.”
Thuisfront
Niet alleen baggeraars staan in Sliedrecht op de voorgrond. Er is ook aandacht voor het thuisfront. „Zonder onze vrouwen hadden we het nooit gered”, erkent een baggerboer. Volgens de samenstellers van de expositie zijn sterke echtgenoten onmisbaar om thuis de boel te kunnen regelen.
In een krantenartikel geeft baggervrouw Hannie de Goei, moeder van twee zoons, aan haar man Bas soms te missen. „Ik troost me met de gedachte dat Bas er drie mist, en ik maar één.”
”Avonturen van de baggeraar” loopt tot en met 30 oktober.
Krokodil met arm, een rat op de rug
Eén foto op de expositie ”Avonturen van de baggeraar” in het Nationaal Baggermuseum in Sliedrecht hangt achter een doek. Het is de plaat van een opengesneden krokodil. In de jaren negentig raakte tijdens een klus in Azië de pijpleiding verstopt. Bij het openmaken van de leiding stuitten de baggeraars op een verrassing, een dode krokodil. De euforie over de bijzondere vondst werd al snel getemperd. Omdat het dier er dik uitzag, sneden de mannen de krokodil open. De schrik was groot toen men op een mensenarm stuitte. Alleen bezoekers die tegen een stootje kunnen, mogen in Sliedrecht het doek optillen.
Ratten
In de winter lag het baggerwerk vaak stil in Nederland en gingen baggeraars werken in de grienden. Het lossen van de takkenbossen was spannend werk. Je kon er maar beter voor zorgen dat de sokken om de broekspijpen zaten. Er waren namelijk altijd ratten aanwezig, vooral onder de laatste bos. Wanneer je die optilde, renden de beesten overal naartoe. Een griendwerker: „Ik voelde opeens iets warms onderaan mijn rug, bij mijn broeksriem. Een rat was door mijn broekspijp omhooggerend. Hoe ik dat oploste? Gewoon, op je rug gaan liggen en rollen. Het geeft wat rommel, maar je bent er wel vanaf.”
Granaten
„Op de HAM 310 ontplofte een bom in de zuigkop. Het was ’s avonds. Ik had dienst gehad en lag al te slapen. De ontploffing tilde me op tot aan het onderdek toe. De zuigkop was aan flarden en wij zaten met de schrik in de benen.” Baggeraars lopen het gevaar explosieven naar boven te halen. Bij werkzaamheden in Wilhelmshaven in Noord-Duitsland verbleven er dag en nacht bommenexperts aan boord. „We baggerden wel 400 granaten per week op”, aldus een baggeraar.
Vastgeplakt
De Geopotes IX lag in 1983 in Arctica, aldus een baggeraar. „In de winter moesten we van boord. In maart kwamen we dit keer terug, omdat er iets verbouwd moest worden. De thermometer wees -48 graden Celsius aan. Om het hangslot te openen, had ik een sleuteltje, maar dat kon ik met mijn handschoenen aan niet goed manoeuvreren. Ik beging de stommiteit om een handschoen uit te doen. Op het moment dat ik het slot vastpakte, bleef ik eraan vastplakken. Ik wist me gelukkig los te trekken en de deur te openen. Maar tot op de dag van vandaag voel ik die twee vingers wanneer het regent en de temperatuur daalt.”