Geschiedenis

Ensing was zendingsonderwijzer op Nieuw-Guinea

Elk jaar hangt W. Ensing op 1 december de Papoeavlag uit. Dat levert de oud-hoofdonderwijzer uit Hardenberg verbaasde reacties op. „De vlag van Nederlands-Nieuw-Guinea, zeg ik dan.” Dat maakt het niet altijd duidelijker. „Er zijn veel mensen wie dat niets zegt.”

L. Vogelaar

20 August 2012 21:36Gewijzigd op 14 November 2020 22:45
Het echtpaar Ensing voor de Papoeavlag die de gepensioneerde onderwijzer elk jaar op 1 december uitsteekt. „Die heeft Nederland de Papoea’s op die datum gegeven.” Foto Sjaak Verboom
Het echtpaar Ensing voor de Papoeavlag die de gepensioneerde onderwijzer elk jaar op 1 december uitsteekt. „Die heeft Nederland de Papoea’s op die datum gegeven.” Foto Sjaak Verboom

De ellende die Ensing als jongen meemaakte in Japanse kampen weerhield hem er niet van om op latere leeftijd terug te keren naar de gordel van smaragd. Alhoewel: „Een van mijn broers heeft Indonesië nog eens bezocht, maar ik had er geen behoefte aan om aan alle narigheid herinnerd te worden.” Ensing had al van jongs af een andere wens: uitgaan in zendingsdienst. En zo kwam hij op Nieuw-Guinea terecht, dat bij de Indonesische onafhankelijkheid in 1949 in Nederlandse handen was gebleven.

Van school naar school

Wim Ensing had zijn jeugd op Midden-Java doorgebracht, maar vanwege de onveilige situatie verhuisde het gezin na de oorlog naar Nederland. Op 30 april 1946 arriveerde Ensing in Amsterdam, in een land dat hem vreemd was. Ondanks een grote opleidingsachterstand wist hij in 1951 het onderwijzersdiploma te behalen. In grote rusteloosheid, veroorzaakt door de bezettingsjaren, zwierf hij de volgende negen jaar van school naar school.

Toen een meisje uit Zwartsluis op 25 mei 1952 zijn huwelijksaanzoek positief beantwoordde, was Ensings volgende vraag: „Ik ben van plan later de zending in te gaan als ik de kans krijg; ga je dan mee?” Ook die vraag beantwoordde Gerrie Bosch bevestigend, en dat veranderde niet toen haar ouders bezwaar maakten.

Een lezing in Culemborg van de Christian and Missionary Alliance (CAMA) wakkerde het verlangen zo aan dat Ensing zich aanmeldde als onderwijzer voor het Wisselmerengebied op Nederlands-Nieuw-Guinea. Inmiddels was het oudste kind geboren. Met de CAMA besprak hij de doop van een eventueel volgend kind als dat op het zendingsterrein zou worden geboren. Maar daar wilde de organisatie –tegenstander van de kinderdoop– niet van horen. Daardoor ketste de benoeming af.

Vermoeiende reis

Uiteindelijk nam de Zending Nederlandse Hervormde Kerk (ZNHK) Ensing in dienst. Eerst wachtte een cursus van drie maanden in Oegstgeest. Mevrouw Ensing leerde er haar eerste Maleis; haar man kende de taal al enigszins uit zijn kinderjaren.

In juli 1960 reisde het jonge gezin naar Nederlands-Nieuw-Guinea. „Eerst een vliegreis van 37 uur, met tussenlandingen in IJsland en in Alaska en Tokio. We kwamen aan op het eiland Biak, net ten noorden van Nieuw-Guinea. In het hotel deden we die nacht geen oog dicht door het lawaai. De Dakota die ons de volgende dag naar Manokwari op Nieuw-Guinea bracht, schoot door de thermiek op en neer.

De zendingsfamilie heette ons warm welkom op het vliegveld en bracht ons naar een hotel. Daar gingen we die zaterdag naar bed, om pas wakker te worden toen een bediende ’s zondagsmiddags rond drie uur kwam vragen of we nog een keer kwamen eten. Zo bekaf waren we.”

Afstandelijk

In Manokwari werd Ensing onderwijzer aan de lagere school B: de school voor de Papoea’s (A was voor de Europeanen). Een deel van de lessen werd door Papoeaonderwijzers verzorgd. „Die durfden bij de Nederlanders haast niet het terras op te stappen, laat staan dat ze in huis kwamen. Wat hadden we daar een hekel aan, maar het kostte veel moeite hen zover te krijgen. Tijdens een gezellig samenzijn van het personeel wond ik me erover op dat de Papoeaonderwijzers niet waren uitgenodigd. De andere Nederlanders vonden dat echter vanzelfsprekend.

Een Papoeacollega met wie we bevriend raakten, kwam op een morgen zeggen dat zijn vrouw ’s nachts was bevallen en dat ze hun dochter naar mijn vrouw hadden genoemd. Dat was een blijk van waardering: wij wilden niet afstandelijk doen. De baboe –huishoudelijke hulp– at gewoon bij ons aan tafel mee; dat was ook uitzonderlijk.”

Toen Ensing aan de Primaire Middelbare School (PMS) werd benoemd, moest hij verhuizen, want de PMS was een internaatschool, en de docenten woonden er op het terrein. Daar hielden ze beurtelings toezicht op de leerlingen; honderd jongens en twintig meisjes. In de avonduren gaf Ensing lessen Nederlands aan volwassen Papoea’s. „Ik begon met zo’n vijftien leerlingen. Toen ik moest stoppen, waren het er 72. Ik had er geen tijd meer voor toen ik ouderling werd.”

Mevrouw Ensing leidde de kaun ibu (vrouwenclub) en gaf Europese kleuters les. Ze had soms moeite met het tropische klimaat; haar man kon er beter tegen. In het voedingspatroon pasten ze zich aan: „Geen aardappelen, maar rijst.”

Afscheid

Door het beluisteren van Radio Nederland Wereldomroep hield Ensing zich op de hoogte van de politieke ontwikkelingen. „Die werden druk besproken. De leerlingen zeiden: U gaat toch niet weg? We moesten hun aanleren wat ze bij luchtalarm moesten doen: onder de bedden kruipen. Een jongen stak zijn vinger op: „Wij kunnen niet onder de bedden kruipen, want we moeten uw kinderen redden.” Toen er een keer luchtalarm was, liepen ze inderdaad met onze kinderen aan de hand.”

In 1962 besloot de zending de gezinnen van de zendingswerkers terug te roepen. „We hadden er een prachtige tijd. We vonden het zo erg dat we weg moesten”, zegt mevrouw Ensing.

Huilend nam ze afscheid van haar Papoeakennissen. Vliegtuigen vol vrouwen en kinderen vertrokken; de mannen bleven achter en zagen hun gezin maanden later pas terug.

Spanning

Ensing en zijn collega’s probeerden het schoolleven zo gewoon mogelijk voort te zetten, ook al werd duidelijk dat hun dagen op Nieuw-Guinea geteld waren. Samen verbleven ze in het huis van de directeur; de overige woningen stonden leeg. „We zaten in spanning, en vroegen ons vooral af of we weg zouden zijn voordat de Indonesiërs kwamen. Van hen hadden we weinig goeds te verwachten.

Toen het verdrag was gesloten waarmee Nederland het gebied overdroeg, werd dat op de radio langzaam voorgelezen. Ik heb dat toen opgeschreven voor m’n collega’s.

Op 1 oktober namen de VN het gebied over en mochten wij weg. Heel veel spullen hebben we moeten achterlaten. Ik gaf me op voor een schip dat van Australië naar Griekenland voer. Na Athene een dag verkend te hebben, vloog ik naar Nederland. Nieuw-Guinea heb ik nooit teruggezien. Ik ben dus twee keer uit Indië weggejaagd.”

Vlagvertoon

De Indiëperioden bleven de nu 84-jarige Ensing bezighouden. Hij stuurde meermalen ingezonden brieven naar het RD en andere kranten. Ook probeerde hij de aandacht voor 15 augustus als herdenkingsdatum van het einde van de Tweede Wereldoorlog te vergroten. Zelf steekt hij op die datum altijd de Nederlandse vlag uit. En op 1 december de Papoeavlag; „die heeft Nederland de Papoea’s op die datum gegeven.”

Ensing vouwt de vlag open. „Nederland beloofde de Papoea’s zelfstandigheid, maar heeft dat niet kunnen waarmaken. De Papoea’s zijn een Polynesisch volk; ze horen niet bij de Indonesiërs. Het is terecht dat Nederland Nieuw-Guinea wilde behouden, om er uiteindelijk een zelfstandig land van te maken. Als je achteraf ziet hoe Indonesië het eiland geterroriseerd heeft! Het is heel jammer voor de Papoea’s. Het gaat me erg aan het hart. Toen er weer eens een bericht in de krant stond over Papoea’s die waren gemarteld, heb ik onze dominee opgebeld en om voorbede gevraagd. En dat is toen ook gebeurd.”

Dit is het vijfde deel van een serie over de overdracht van Nieuw-Guinea, 50 jaar geleden.

www.digibron.nl/nieuwguinea

www.west-papua.nl

www.digibron.nl/ensing voor het verhaal over Ensings kampervaringen

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer