Dat stelt oud-journalist H. L. H. van der Molen maandag op de opiniepagina van het Reformatorisch Dagblad. Hij reageert daarmee op de NCRV-uitzending vorige week van een interview met Raymond P. P Westerling uit 1969. Het gesprek met de omstreden kapitein is destijds niet uitgezonden. „Het interview is de onvoorwaardelijke erkenning dat er onder Westerlings leiding op Zuid-Sulawesi mensen standrechtelijk zijn geëxecuteerd”, reageerde advocate L. Zegveld. „Dat is van groot belang. Het is juridisch relevant materiaal.”

Westerlings erkenning is echter al zestig jaar bekend, schrijft Van der Molen. Hij interviewde de officier in 1952 voor het Friesch Dagblad. Westerling was op 16 april door de politie aangetroffen onder de vloer in het huis van R. S. W. graaf van Rechteren Limpurg in Hummelo. Hij werd al snel vrijgelaten en was daarna spoorloos. Van der Molen hoorde echter waar hij was en interviewde hem. Westerling zei 500 tot 600 mensen te hebben gedood, een hoger aantal dan hij in het NCRV-interview noemt.

De kapitein kwam opgewekt en zelfverzekerd over, volgens Van der Molen omdat „achteraf moet worden geconcludeerd dat bij een strafrechtelijke vervolging duidelijk aan het licht zou zijn gekomen in welke mate hij steun van hogerhand kreeg.”

Van der Molen vindt het geen wonder dat het gesprek uit 1969 niet eerder is uitgezonden: „Het voldeed niet aan de eisen: het was te summier, te opper­vlakkig, bevatte te weinig nieuws en de context ontbrak.”

Lees de opiniebijdrage van H. L. H. van der Molen maandagavond op rd.nl.