Tv-debat belangrijke component verkiezingscampagne
Politici zijn de komende weken niet van de buis af te slaan. Ze figureren in spotjes, in het nieuws maar ook in de talrijke tv-debatten. „Ik zou er veel aan me voorbij laten gaan.”
Er was ooit, tot vijftig jaar geleden, een tijd dat er helemaal geen tv-debatten tussen lijsttrekkers waren. Zij wisten desondanks miljoenen medeburgers te bereiken via de radio. „Vanaf halverwege de jaren twintig van de vorige eeuw werd dat een belangrijk medium”, vertelt dr. H. G. J. Kaal, universitair docent politieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
De grote politieke stromingen hadden elk hun omroep waarmee ze hun achterban wisten te bereiken. „De sociaaldemocraten gebruikten daarvoor de VARA, de rooms-katholieken de KRO en protestanten de NCRV.”
Op de radio „werd ook voorzichtig met elkaar gedebatteerd”, maar van een echte debatcultuur was sinds de opheffing van het districtenstelsel geen sprake meer. Voor 1917, toen verschillende kandidaten in een gebied om de kiezersgunst streden, werd er nog wel stevig onderling gediscussieerd.
Het politieke debat laaide weer op toen ook Nederlandse politici op televisie verschenen. Ze hadden de kunst afgekeken van de Verenigde Staten, waar in 1960 de presidentskandidaten Nixon en Kennedy in een viertal rechtstreeks uitgezonden debatten de degens kruisten.
In Groot-Brittannië liet het eerste tv-debat tot 2010 op zich wachten, maar in Nederland deed het fenomeen al bij de eerste de beste verkiezingen na 1960 zijn intrede. In een reeks van vier televisie-uitzendingen kregen verschillende politici in 1963 de kans elkaar aan de tand te voelen. Vondeling (PvdA) en Toxopeus (VVD) waren de eersten die in een VPRO-programma onder leiding van Ferry Hoogendijk met elkaar in debat gingen. Later volgden andere duo’s.
Kleding
Partijen namen het medium meteen serieus, aldus Kaal. „Ze bestudeerden de uitzendingen in Amerika, analyseerden die en trokken daar lessen uit voor hun eigen optredens. Ze bereidden de debatten goed voor; over allerlei onderwerpen die aan de orde konden komen, werden dikke dossiers aangelegd. Ze dachten ook na over de kleding van de lijsttrekkers.”
De debattraditie uit de tijd van het districtenstelsel „kwam weer helemaal terug.” Bij de verkiezingen in 1967, weet de historicus, waren er op tv al veel debatten tussen tweetallen politici.
Niet bij iedere verkiezing was er een debat met politieke kopstukken. „Sommigen hadden daar niet veel zin in. In 1971 bijvoorbeeld bedankten de grotere partijen voor deelname omdat ze niet wilden verzuipen tussen de kleintjes. De geplande uitzending begon nog wel, maar werd al na een paar minuten gestaakt.”
Door de decennia heen groeit de populariteit van tv-debatten. „De aard van het medium bepaalt dat je een breed publiek kunt bereiken”, verklaart Kaal. „Ook mensen die niet tot jouw electoraat behoren. Pamfletten kunnen kiezers ongelezen weggooien, maar tijdens een tv-debat luisteren ze ook naar de politici waar ze zich niet mee verbonden voelen.”
Gehakketak
Met de populariteit groeit ook de kritiek op tv-debatten. De veelbekeken programma’s (naar het slotdebat in 2010 keken meer dan 1,5 miljoen mensen) zouden steeds meer een showkarakter krijgen. Amusement boven inhoud.
„Wie heeft gewonnen, lijkt belangrijker dan wie wat zei”, beaamt dr. R. Vliegenthart, universitair hoofddocent politieke communicatie aan de Universiteit van Amsterdam. „Je hoort een hoop gehakketak. Opponenten worden in tv-debatten negatiever bejegend dan in gewone mediaberichtgeving of in verkiezingsspotjes. Politici laten elkaar niet graag uitspreken, bang als ze zijn dat ze het debat verliezen.”
Het medium speelt ook een grote rol. RLT4 organiseert bijvoorbeeld een premiersdebat; zij bepalen wie ze daarvoor uitnodigen. „Zo’n debat past eigenlijk niet in Nederland. Je weet dat er na de verkiezingen een coalitieregering komt die ontstaat uit formatiebesprekingen. Wie de premier wordt, zou dus niet de eerste vraag moeten zijn.”
Tv-debatten zouden de verkiezingsstrijd overzichtelijker kunnen maken, meent Vliegenthart, maar dat doen ze nog onvoldoende. „Presentatoren moeten zich minder met het debat bemoeien. Het zijn geen interviews. Geef politici meer gelegenheid om hun standpunten naar voren te brengen.”
De Amsterdamse wetenschapper hekelt de hausse aan debatten. „Ieder zichzelf respecterend medium wil er een organiseren, maar vrijwel niemand gaat ze allemaal bekijken.” Vanwege zijn werk doet Vliegenthart dat wel. „Anders zou ik er veel aan me voorbij laten gaan.”
Spinnen
Ondanks alle manco’s vormen tv-debatten een „redelijk belangrijke component van een veelheid aan campagnemethoden”, aldus de Amsterdamse wetenschapper. „Politici staan daarbij direct voor de kiezer. Partijen kunnen even niet spinnen, ze moeten het doen met wat de lijsttrekker op dat moment zegt.”
Wegblijven bij grote tv-debatten is voor politici geen optie. „Het levert veel zichtbaarheid op.” Vanaf de eerste tv-debatten neemt het belang ervan ook alleen maar toe, schetst Vliegenthart. „Sinds de jaren zestig zijn er steeds meer zwevende kiezers; via de debatten vallen er dus ook steeds meer stemmen te winnen.”
De opkomst van sociale media als Twitter en Facebook vermindert de waarde van tv-debatten volgens Vliegenthart niet. „De effecten van online campagne voeren blijken nog heel beperkt te zijn. Partijen bereiken daarmee ook maar een beperkt deel van de kiezers, namelijk vooral de mensen die al in hen zijn geïnteresseerd.”
Tv-debatten zijn doorgaans nauwelijks afgelopen of een haastig uitgevoerde peiling wijst de winnaars en verliezers aan. „Dat past bij het beeld dat van de Nederlandse politiek wordt geschapen: Wie doet het goed, wie doet het slecht? Het wedstrijdelement is steeds belangrijker geworden in politieke verslaggeving.”
Tegen een nabeschouwing op zichzelf verzet hij zich niet. „Het kan helemaal geen kwaad om de opvallende verschillen tussen de lijsttrekkers naar voren te halen. Maar vergeet daarbij niet dat het uiteindelijk om de inhoud gaat. Blijf die centraal stellen.”
Hausse aan programma’s
Een hausse aan tv-debatten staat de kijker in de laatste drie weken tot aan de verkiezingen te wachten. De NOS bijt volgende week woensdag het spits van met een zogeheten politiek café in Utrecht, waarbij kiezers op een „losse, informele manier” kennis kunnen maken met de politiek leiders van de grootste partijen. RTL4 volgt de zondag erna met een heus premiersdebat waarbij de aanvoerders van de vier grootste partijen tegenover elkaar zullen staan in Amsterdam. Inzet is de vraag wie de minister-president van Nederland wordt.
Knevel en Van den Brink organiseren op 30 augustus een lijsttrekkersdebat. Enkele dagen later is het Carrédebat van RTL met acht politiek leiders. De drie christelijke fractievoorzitters treffen elkaar op 5 september in een door het Nederlands Dagblad opgezette bijeenkomst die via internet te volgen zal zijn. RTV Noord zendt diezelfde dag eveneens een lijsttrekkersdebat uit.
De dag erop vindt het traditionele EenVandaagdebat plaats op de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Het NOS Jeugdjournaal verzorgt op 8 september een verkiezingsuitzending waarin lijsttrekkers van CDA, PvdA, VVD, SP en PVV door kinderen aan de tand worden gevoeld over politieke en persoonlijke zaken.
Vlak voor de verkiezingen, op 11 september, ontvangt de NOS de kopstukken voor een laatste debatronde in het gebouw van de Tweede Kamer.
Weinig animo voor uitzendingen
Bijna de helft van de kiezers heeft helemaal geen zin om naar tv-debatten tussen lijsttrekkers te gaan kijken. Uit onderzoek dat Marketresponse onlangs heeft verricht, blijkt dat slechts een derde van het electoraat ernaar uitkijkt.
PvdA-kiezers hebben er nog het meeste zin in (49 procent), gevolgd door CDA’ers en SP-stemmers (43 procent). Het percentage liefhebbers is het kleinst bij ChristenUnieachterban. Slechts 21 procent van hen geeft aan zin te hebben in de komende tv-debatten.
Ruim de helft (55 procent) van de CU-kiezers heeft er géén belangstelling voor. Van de PVV-stemmers zegt maar liefst 60 procent niet naar de debatten uit te zien. GroenLinksers houden er ook al niet van: 58 procent heeft er geen zin in. Bij het CDA zijn eveneens veel mensen (54 procent) afkerig van tv-debatten.
Op refdag.nl werd in 2006 de stelling gepost dat tv-debatten nuttig zijn voor de kiezer. „Eens, want de partijverschillen worden zo duidelijk”, antwoordde destijds 21,1 procent. „Eens, ze betrekken burgers bij de politiek”, vond 16,3 procent. Bijna 15 procent was het oneens met de stelling omdat zulke debatten „weinig nieuws opleveren.” De meesten (47,8 procent) waren het oneens met de stelling omdat het bij tv-debatten „alleen maar om de poppetjes draait.”