Cultuur & boeken

Dr. De Bruijn doet recht aan de héle Revius

De biografie van Enny de Bruijn over Jacob Revius (1586-1658) is zoals een biografie moet zijn. Enerzijds geeft ze aandacht aan het schijnbaar onbeduidende leven van alle­dag, anderzijds verbindt ze vanuit een stevige visie het individuele leven van Revius met de zeventiende-eeuwse samenleving.

S. D. Post

17 August 2012 20:39Gewijzigd op 14 November 2020 22:43
Gravure van Revius door Jonas Suyderhoef op basis van een verloren gegaan schilderij van Frans Hals. Foto Wikimedia
Gravure van Revius door Jonas Suyderhoef op basis van een verloren gegaan schilderij van Frans Hals. Foto Wikimedia

De Bruijn, cultuurredacteur bij het Reformatorisch Dagblad, weet Revius’ beeldende observaties en uitgesproken meningen overtuigend te matchen met de binnenwereld van de hoofd­persoon –zijn karakter, levens­visie– en met de kennis die we anno 2012 hebben van de wereld waarin hij leefde.

Een biografie die recht doet aan de complexiteit van het leven, kan niet blijven steken in een feiten­relaas, maar moet zelf ook iets van een verhaal krijgen. Juist het recht doen aan de verwevenheid der dingen dwingt de biograaf onvermoeid te zoeken naar de kleinste details. Alles doet ertoe. Revius had het met zijn derde biograaf slechter kunnen treffen.

Vroomheid en cultuur

De eerste hoofdstukken van deze dissertatie gaan over Revius’ jeugd en studie. Hij kwam uit een milieu vol vroomheid, wetenschap en cultuur. Zijn opleiding sloot daarbij aan. Eerst bezocht hij de Latijnse school in Amsterdam, daarna volgde de academische studie aan de theologische faculteiten in Leiden en Franeker en ter afsluiting maakt Revius een tweejarige reis naar Frankrijk.

Het minutieuze archiefonderzoek dat De Bruijn verrichtte, maakt deze hoofdstukken een feest om te lezen. Ze weet te putten uit nieuw ontdekte bronnen: Revius’ eerste disputaties, het oudst bekende gedicht en aantekeningen uit Orléans. In die Franse stad werd hij lid en bibliothecaris van de Germaanse Natie, en even later zelfs bestuurslid van deze studenten­vereniging, samen met de beroemde sterrenkundige Tycho Brahe. Uit Revius’ aantekeningen valt op te maken dat hij een zelfbewuste student moet zijn geweest, die graag een eigen spoor volgde.

In de hoofdstukken 3 tot en met 6 beschrijft De Bruijn de periode waarin Revius predikant, geschiedschrijver en dichter was te Deventer. Als predikant gaat Revius voor de waarheid: het Woord in de eerste plaats, maar voor hem onlosmakelijk daarmee verbonden: de waarheid van de contra­remonstranten. Zo is hij vlijmscherp tegen collega Matthisius, die zich in de loop der jaren liet kennen als een arminiaan.

Tegelijk laat De Bruijn een andere kant van Revius zien: hij lijkt tolerant, geduldig en meegaand als het om levensstijl gaat en om persoonlijke relaties: van de al te frivole Deventer organist Claude Bernard tot zijn recalcitrante zoon Richard. Die zoon kwam voort uit Revius’ huwelijk met Christina Augustinus, en ter compensatie van haar onzichtbaarheid verkent De Bruijn uitgebreid Revius’ visie op de vrouw.

Poëziebundel

Bij de beschrijving van de dichter Revius kan De Bruijn niet om de vraag heen waardoor zijn poëziebundel zo slecht liep. Ze bestrijdt de gedachte dat Revius onvoldoende op de hoogte was van de actuele ontwikkelingen in het land der letteren. De Bruijn ver­onderstelt dat de oorzaak vooral gezocht moet worden in het feit dat de Deventer uitgever een beperkt bereik had en in het gegeven dat de bundel een onduidelijk profiel kende. De bundel zocht zijn lezers onder vromen én geleerden; wilde imponeren én opvoeden, stichten én schitteren. Wie voor allerlei publiek wil schrijven, stelt niemand tevreden.

Uit de vergelijking die De Bruijn maakt tussen Revius’ geschiedschrijving en diens vaderlandse poëzie blijkt maar weer eens hoe bepalend voor hem de eisen van het genre waren. Objectiviteit voor het een, subjectieve duidingen van bijvoorbeeld Gods bestuur in het ander. De geleerde tegenover de dominee. En hoewel de volop zeventiende-eeuwse gedichten niet gelezen kunnen worden als uitingen van individuele emoties, voor de zorgvuldige lezer kan Revius zijn innerlijk niet helemaal verborgen houden.

Op welke wijze er achter algemeen verwoorde stichtelijke gedichten individuele gevoelens kunnen schuilen, demonstreert De Bruijn aan de hand van een klassiek lofdicht voor Henricus Reneri (1593-1639), de eerste Nederlandse hoogleraar filosofie in Utrecht.

Arena

De overgang naar Leiden in 1640 vormde een breuklijn in het leven van Revius. Hierover gaan de hoofdstukken 7 en 8. Revius legde in Leiden op 6 januari 1642 de eed af als regent van het Staten­college. Het was een eervolle maar geen gemakkelijke functie. Revius ervoer het als een roeping: „Ik kon niet anders dan geloven dat er in de zaak iets was wat op een andere manier dan door mensen werd bestuurd.” Anders dan in Deventer stond Revius in Leiden midden in de arena der geleerden. Wat hem verweten kan worden, niet dat hij wegliep! Hij heeft volhardend maar met weinig succes de strijd gevoerd die hij wilde voeren: kerk en Republiek beschermen tegen cartesiaanse en ketterse invloeden.

Ook hier weet De Bruijn op erudiete wijze Revius te plaatsen in de veranderende academische wereld in het midden van de zeventiende eeuw. Ze maakt daarbij gebruik van door haar ontdekt materiaal en zorgvuldige analyses. Kenmerkend voor haar aanpak is bijvoorbeeld dat ze citaten uit een Grieks lofdicht voor Coccejus gebruikt om te laten zien hoe Revius in gesprek wil gaan met het jodendom.

Revius was voetiaan noch piëtist. De Bruijn pleit ervoor hem te plaatsen tegen de achtergrond van de gereformeerd-geleerde net­werken waarvan hij deel uitmaakte. Hierbij nam Heinsius een belangrijke plaats in.

Roepingsbesef

Deze dissertatie portretteert Revius als een man met hartstocht en liefde, die zich vanuit een diepgeworteld roepingsbesef richt op bovenpersoonlijke waarden en structuren. Hij wil het landschap blijven overzien vanaf een bergtop, waarbij de aarde en de hemel, verleden, heden en toekomst, onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zijn persoonlijke gevoelens weet hij meesterlijk te verpakken in zijn poëzie. Het is een van de verdiensten van De Bruijn dat ze onvermoeibaar op een fijnzinnige wijze deze menselijke kant van Revius stukje bij beetje weet zichtbaar te maken.

De kracht van deze studie is dat De Bruijn recht wil doen aan de hele Revius, en kiest voor een integrale benadering. Dat deze overweldigende hoeveelheid feiten en theorieën uiteindelijk soepel vorm gekregen heeft in een meeslepend verhaal zal te maken hebben met het ambachtelijk werk van De Bruijn als redacteur bij het Reformatorisch Dagblad. Maar het lijkt me niet speculatief om er nog iets anders achter te zoeken. Een eigenschap die ze deelt met haar held: de liefde tot de letteren.


Boekgegevens

”Eerst de waarheid, dan de vrede. Jacob Revius 1586-1658”, Enny de Bruijn; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 2392 620 7; 662 blz.; € 34,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer