Eigen netwerk
In de toekomst zullen gehandicapten wellicht eerst een beroep moeten doen op familie, vrienden of buren voor ze bij de overheid kunnen aankloppen. Deze gedachte vormt het uitgangspunt voor een conceptnota van het ministerie van Volksgezondheid over voorzieningen voor chronisch zieken en gehandicapten.Voor een aantal belangenorganisaties was dit voldoende reden om het overleg met staatssecretaris Ross af te breken. Men ziet dit plan als een geweldige stap terug.
Nu is volstrekt duidelijk dat een dergelijke herziening van de regels vooral wordt ingegeven door financiële motieven. Bij het departement van Volksgezondheid is de afgelopen weken fors gesnoeid in allerlei voorzieningen. Ziekenfondsverzekerden gaan er honderden euro’s per jaar op achteruit. Zo vervalt de taxivergoeding voor het bezoek aan een ziekenhuis of revalidatiecentrum.
Wie die taxi zelf niet kan (of wil) betalen, is voortaan aangewezen op vervoer door vrienden of familieleden. Zo zullen ook gehandicapten voortaan eerst hun eigen netwerk moeten inschakelen. Pas als dat onvoldoende oplevert, kunnen ze bij de overheid aankloppen. Daarmee wordt inderdaad de klok teruggedraaid, maar het is de vraag of dat in alle opzichten een achteruitgang is.
De overheid kan niet alles, dat is de laatste decennia steeds duidelijker geworden. Dat geldt ten aanzien van allerlei geboden en verboden, het geldt ook op financieel gebied. De overheid kan geen geluk garanderen. Niet alle handicaps en tegenslagen die mensen te incasseren krijgen, kunnen door de overheid worden gecompenseerd.
Voor de opkomst van de verzorgingsstaat deden mensen die hulp nodig hadden, een beroep op hun omgeving. Dat was meestal niet tevergeefs. Daarbij moet echter ook gezegd worden dat ze vaak met weinig tevreden waren. Die onderlinge solidariteit binnen het verband van familie, kerk, buurt of dorpsgemeenschap had ongetwijfeld iets moois in zich, al verliep die hulpverlening niet altijd vlekkeloos.
De vraag is nu in hoeverre het mogelijk is die oude hulpverleningsstructuren te activeren of ze nieuw leven in te blazen. Ondanks overheidsvoorzieningen is toch altijd veel mantelzorg blijven bestaan. Ook in de tijd dat de overheid op dit gebied royaler was, hadden mensen behoefte aan wat extra’s.
Als de kabinetsplannen doorgaan, zullen zieken en gehandicapten straks een groter beroep moeten doen op hun omgeving om bepaalde diensten te verlenen. In veel gevallen zal dat wel kunnen. De vraag is echter hoe toeschietelijk de overheid moet zijn wanneer de zorg van de omgeving ontbreekt of tekortschiet. Waar ligt de grens tussen niet willen en niet kunnen? En hoe ga je om met onwillige familieleden?
Naarmate de overheid vlotter bijspringt wanneer familie en anderen zich onwillig tonen om te helpen, gaan anderen zich misbruikt voelen. Onwilligheid wordt dan immers beloond. Dat is de zwakke plek in deze aanpak. Maar kiest de overheid voor de harde lijn en springt zij in die gevallen niet of nauwelijks bij, dan wordt de gehandicapte de dupe. Dat kan ook niet ongelimiteerd het geval zijn.
Daarbij komt dat diverse maatschappelijke ontwikkelingen in dit opzicht negatief uitpakken. Families zijn kleiner geworden, familiebanden stellen minder voor dan vroeger. De meeste mensen wonen in verstedelijkte gebieden, waar de sociale samenhang zwak is. Doordat veel gehuwde vrouwen (daartoe aangespoord door de overheid) een hele of halve baan buitenshuis hebben, zijn zij ook minder inzetbaar voor vormen van mantelzorg. Aan al die ontwikkelingen kan de overheid niet voorbijgaan, ook al is zij nu drastisch op zoek naar bezuinigingen.