Aznar in het nauw door relaas spionagechef over Irak
De Spaanse premier José Maria Aznar is in het nauw geraakt door een verklaring over Irak van directeur Jorge Dezcallar van de Spaanse inlichtingendienst CNI. Dezcallar gaf in het parlement toe dat de CNI geen informatie had dat het regime van Saddam Hussein banden onderhield met het terreurnetwerk al–Qaeda.
Aznar was de trouwste bondgenoot van de Amerikaanse president Bush en de Britse premier Blair, toen die begin dit jaar internationale steun probeerden te verwerven voor een invasie in Irak. De premier en leider van de centrumrechtse Volkspartij (PP) zei op 5 februari in het Spaanse parlement dat er banden waren tussen het regime in Bagdad en al–Qaeda.
De krant El País en andere Spaanse media berichtten vrijdag dat Dezcallar donderdag in een vertrouwelijk onderhoud met parlementariërs van de oppositie toegaf dat de CNI alleen informatie had over contacten van Saddam Hussein met militante Palestijnse bewegingen. Dezcallar zei tegen de parlementariërs dat Irak bedragen tot 20.000 dollar (ruim 18.000 euro) betaalde aan Palestijnse gezinnen van wie de huizen door het Israëlische leger waren verwoest.
De spionagedienst beschikte echter niet over aanwijzingen voor banden tussen Bagdad en al–Qaeda, integendeel zelfs. Dezcallar zei in het gesprek met de vertegenwoordigers van de oppositie dat al–Qaeda Saddam Hussein in verklaringen meermalen op de korrel had genomen, omdat Bagdad zich niet aan de richtlijnen van de islam hield.
Ook de beweringen van de Verenigde Staten en Groot–Brittannië dat Saddam een halt moest worden toegeroepen, omdat hij massavernietigingswapens bezat, kon de Spaanse spionagechef niet onderschrijven. Dezcallar beperkte zich tot de mededeling „dat Irak de wens had om massavernietigingswapens te ontwikkelen".
De woordvoerder van de socialistische oppositie, Jesús Caldera, toonde zich verontrust door de uitspraken van de baas van de inlichtingendienst. Caldera wil dat in het Spaande parlement een openbaar debat over de situatie in Irak komt. De PP, die de absolute meerderheid in het parlement heeft, heeft al te kennen gegeven daar niets voor te voelen.