Kwestie SGP heeft diepere ideologische dimensie
De uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de SGP past in een gevaarlijke ideologische ontwikkeling, meent mr. dr. J. T. van den Berg. Wie de ogen daarvoor sluit, miskent de ernst van de situatie.
De uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake de SGP heeft inmiddels de nodige pennen in beweging gebracht. Terecht, want deze uitspraak raakt niet alleen de SGP maar kon wel eens veel verstrekkender consequenties hebben.
Ik ga hier niet in op de juridische kant van de uitspraak. Daarover hebben in deze krant en ook in andere media gezaghebbende juristen inmiddels hun licht laten schijnen. Daarbij waren ook sterk kritische geluiden, vooral vanwege het feit dat er geen afweging tussen de hier in geding zijnde grondrechten heeft plaatsgevonden.
Wezenlijker nog dan deze juridische aspecten is de ideologische lading van deze uitspraak. Deze kan niet los worden gezien van de ontwikkelingen in het gelijkheidsdenken in de afgelopen decennia. Daarbij is een trend zichtbaar die nu ook op Europees niveau doorzet. In Nederland werd deze ontwikkeling vooral duidelijk bij de totstandkoming van de Algemene wet gelijke behandeling rond de jaren negentig van de vorige eeuw.
Daarbij gaat het vooral om twee aspecten. In de eerste plaats de verwarring van gelijkheid met gelijkwaardigheid; alle mensen zijn als schepselen zeker gelijkwaardig, maar niet gelijk. Niet minder wezenlijk is dat er bij deze wet een morele omkering plaatsvond: de Bijbelse normen op het gebied van huwelijk en seksualiteit werden in feite voortaan hoogstens als uitzondering geduld. Daarachter schuilt een verabsolutering van het gelijkheidsbeginsel. Dit kreeg een revolutionair-ideologische lading met absolutistische trekken: gedwongen gelijkheid!
Groen van Prinsterer heeft in zijn tijd deze ontwikkeling rond de revolutionaire trits vrijheid-gelijkheid-broederschap met profetische blik al voorzegd. Er waren helaas maar weinig mensen die destijds de ernst van deze ontwikkeling gepeild hebben; ik noem hier in het bijzonder de namen van dr. W. Aalders en prof. dr. W. H. Velema.
Juist tegen deze achtergrond is duidelijk dat deze ontwikkeling zich niet tot de casus van de SGP zal beperken. Dit denken profileert zich onmiskenbaar nu al veel breder: denk in het bijzonder aan de acceptatie van de homoseksuele praktijk. Dat is het volgende speerpunt van het radicale gelijkheidsdenken; dat dit zich vooral zal richten op het volksdeel dat trouw wil blijven aan het Woord van God is evident. De casus rond de gewetensbezwaarde trouwambtenaar is veelzeggend.
We moeten echter nog verder zien. In feite gaat het om de geestelijke strijd die zich in onze tijd afspeelt en waarbij nu vooral het gelijkheidsdenken als spits fungeert. Wie dit niet onderkent, kan mijns inziens dan ook niet tot een juiste beoordeling van de situatie rond de SGP-uitspraak komen.
Illustratief daarvoor is de beschouwing van ds. P. L. de Jong op de opiniepagina in RD 1-8 onder de titel: ”Laat SGP de hand in eigen boezem steken”. Deze beschouwing heeft mij teleurgesteld, zowel qua inhoud als toonzetting. Ik heb daarin de erkenning van de hier aan de orde zijnde diepere dimensies pijnlijk gemist. Dan gaat het niet om de vraag of de SGP hier in een soort slachtofferrol moet worden gezien. Het gaat om de duiding van de tijdgeest.
De hand in eigen boezem steken past altijd, zeker ook de SGP. Erkend moet worden dat de discussies rond het vrouwenstandpunt ook binnen de SGP zelf lang niet altijd naar behoren zijn gevoerd. Maar om dan de eerlijke worsteling om recht te doen aan de Bijbelse gegevens over de man-vrouwverhouding af te doen als heiligverklaring van traditie acht ik echt misplaatst.
Maar ook dat is ten diepste niet de kwestie die hier aan de orde is. Het gaat om de vraag of een partij zich op Gods Woord mag blijven beroepen ook als dat leidt tot een standpunt tegen de seculiere meerderheid in. Feitelijk is de vraag aan de orde welke ruimte er overblijft om naar Gods woord te leven, ook in het publieke domein. Vandaag de politiek, morgen de scholen en overmorgen de kerk? Dat moge suggestief lijken, maar is wel reëel in het licht van de hierboven geschetste ontwikkeling!
Bovendien lijkt ook ds. De Jong het onderscheid tussen gelijkheid en gelijkwaardigheid uit het oog te verliezen; de link tussen het vrouwenstandpunt van de SGP en de positie van vrouwen elders in de wereld acht ik onzuiver. Als er één partij is die de gelijkwaardigheid van vrouwen in haar buitenlands beleid (denk ook aan ontwikkelingssamenwerking) steeds heeft bepleit en echt niet alleen op het terrein van de vrouwenhandel, dan is het de SGP wel.
Men kan natuurlijk verschillend denken over de rol van de SGP in de achterliggende periode, maar dat neemt op geen enkele wijze de principiële betekenis van de uitspraken van Hoge Raad en het EHRM weg. Inderdaad, verdrukking en vervolging zullen zeker komen. Maar wie meent dat deze uitspraken daarmee niets te maken hebben, onderkent niet de ernst van de situatie en sluit zijn ogen voor de signalen van de geestelijke strijd van onze dagen.
De auteur is oud-lid van de Tweede Kamer voor de SGP.