Nood
Nooit zal een arm mens naar het lichaam met ernst zoeken gered te worden, zo de nood niet zeer hoog is. Zo hoog dat hij wegens gebrek aan spijs en drank schijnt te moeten sterven. Nooit zouden de zonen van Jacob naar Egypte gegaan zijn om koren te kopen als de grote hongersnood hen niet daartoe had gedreven. Nooit zou de verloren zoon gezegd hebben: „Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan”, zo hij niet alles had verspild. Hij meende te vergaan van honger en begeerde verzadigd te worden door de zwijnendraf, terwijl de huurlingen van zijn vader volop brood hadden.Zo’n smartelijk gevoel van zijn geestelijke armoede en gebrek is de weg om gered te worden en vergroot de ware armoede van de geest aanmerkelijk. Bovendien wordt zo’n gestalte vereist, zal men hoop hebben om daaruit gered te worden en dat men zich de belofte van God zal kunnen toepassen die aan de ware armen van geest wordt gedaan.
Dit is nog niet alles. Zal men een rechte arme van geest zijn om uit zijn geestelijke armoede gered te worden, dan moet er meer zijn. Immers, wat baat het een arme en gebrekkige naar het lichaam dat hij nacht en dag kermt over zijn armoede en gebrek als hij niet zoekt zijn armoede en gebrek weg te nemen of vervuld te krijgen? Wat kon het de verloren zoon helpen dat hij wist dat zijn vader spijze genoeg had, zo hij niet vernederd naar hem toe ging om de spijze te ontvangen?
Joachimus Mobachius, predikant te Nijkerk (Christelijke zedekunst, 1741)