Loedermoeder
Maandag. Het is vakantie, de zon schijnt en ik ben echt een móéder. De jongens voetballen in de tuin, Anne-Lynn heeft de „santebak” ontdekt en mijn leven staat in het teken van dienen. Precies zoals het hoort. „Wie heeft er trek in een ijsje?” Kijk, zo zie ik mezelf graag.
Na het avondeten wordt de een na de ander grondig gereinigd. Ik spoel geduldig het zand uit diverse kapsels en controleer oorschelpjes, knieholtes en bilnaadjes op teken. De jongens worden voor het slapengaan getrakteerd op wel tien bladzijden uit ”Reis door de nacht”. En als om negen uur uiteindelijk al mijn vlees en bloed tevreden tussen de lakens ligt, zet ik op Facebook dat ik mezelf een volmaakte moeder vind. Want goed voorbeeld doet goed volgen.
Dinsdag. Het is vakantie, de zon schijnt en ik ben echt een lóéder. De hitte is mij voor achten al finaal naar het hoofd gestegen en ik besluit een tropenrooster in te voeren: zo veel mogelijk huishoudelijk werk doen voor het ontbijt en daarna in de zon zitten. Ik probeer of ik kan stofzuigen en strijken tegelijk en ondertussen bedenk ik bezweet wat er allemaal nog moet gebeuren. Dat is meer dan ik dacht. Iemand heeft een pak sap op z’n kop in de koelkast gezet. En een ander iemand heeft de vriezer open laten staan. De daders zijn onvindbaar en ik ben degene die deze apparaten respectievelijk plak- en ijsvrij mag maken. Mijn ene hand zwaait met de vaatdoek. Mijn andere hand blaast met de föhn.
Gebonk boven maakt mij niet gezelliger. Zo te horen wil zoon nummer 1 zoon nummer 2 weer eens uit zijn kamer verwijderen en zoon nummer 2 pikt dat niet. „Vermoord elkaar gerust”, roep ik van beneden. Daar gaan ze serieus mee aan de slag. „Ik geef je 22 trappen onder je achterste en een gat in je kop erbij”, tiert nummer 1. Misschien moet ik me er toch even mee gaan bemoeien. „Dat zou ik maar niet doen”, zeg ik terwijl ik de slaapkamer binnenkom. „Je hebt toch zelf toestemming gegeven”, helpt hij me herinneren. Ik begrijp niet hoe ik aan zo’n hondsbrutaal kind kom.
Door al dit geheister moeten ze met een boterham en een tandenborstel in de auto gesmeten worden, anders komen ze te laat op de vakantiebijbelclub. Michel wil op de valreep weten welke boodschappen hij moet halen. En terwijl ik een boodschappenlijstje dicteer, schrijf ik vlug een kaart naar iemand die twee weken geleden jarig was. „Heb je er erg in dat de overburen komen eten?” vraagt Michel. „En dat Jasper komt logeren”, vult Marvin aan. Nee, dat wist ik allemaal niet meer en ik wil het nog steeds niet weten. Als de auto wegrijdt, wankel ik uitgeput naar binnen. Even overweeg ik op Facebook te zetten dat ik mezelf een onvolmaakt loeder vind. Ik doe het niet. Een ander heeft daar tenslotte niks mee te maken.