Rituele slacht, SGP en trouwambtenaar krijgen plaats in rapportage VS
WASHINGTON – In ten minste acht landen op de wereld is het dramatisch gesteld met de godsdienstvrijheid. China, Eritrea, Iran, Noord-Korea, Saudi-Arabië, Sudan, Oezbekistan en Birma: ze zijn door het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken aangemerkt als „landen van bijzondere zorg.” Hoe staat het met Nederland?
Jaarlijks geeft het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, het State Department, het rapport Internationale Godsdienstvrijheid uit. Daarin beschrijft het de ontwikkelingen op het gebied van de vrijheid van religie wereldwijd in het achterliggende jaar.
Deze week was het weer zover. In Washington presenteerde minister Hillary Clinton maandag het rapport van haar ministerie. Alle landen hebben een plek gekregen in de rapportage. Ook ”The Netherlands” dus.
In acht bladzijden beschrijft het State Department hoe Nederland er anno 2011 in religieus opzicht uitzag, hoe de vrijheid van godsdienst juridisch is geregeld, hoe overheid en politiek met dit grondrecht omgaan en hoe het ervoor staat met het „maatschappelijk respect voor de godsdienstvrijheid.”
Samengevat: „De Nederlandse grondwet alsook andere wetten en beleid beschermen de vrijheid van religie, en over het algemeen respecteerde de regering die ook.” In de prakijk, vervolgen de opstellers, waren er „enkele meldingen van maatschappelijke misstanden en discriminatie op grond van religieuze overtuiging, geloof, of praktijk. Joden en moslims kregen hiermee te maken, hoewel de ervaringen van de twee gemeenschappen verschilden. Herhaaldelijk heeft de regering echter elke vorm van antisemitisme of anti-islamisme veroordeeld en werkt zij samen met non-gouvernementele organisaties (ngo’s) om zulke praktijken te bestrijden.
Geseculariseerd
Nederland is de afgelopen tientallen jaren in sterke mate geseculariseerd, concludeert het Amerikaanse ministerie op basis van een in september verschenen rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). „In 2008 verklaarde 42 procent van de onderzochte personen niet verbonden te zijn aan een kerk, 29 procent noemde zichzelf rooms-katholiek, 19 procent protestant, 5,7 procent moslim en 2,3 procent ”overig” (hindoe, Joods, of boeddhist). Velen van degenen met enige religieuze betrokkenheid brengen deze niet actief in de praktijk.”
Het aantal moslims bedroeg in 2009 naar schatting 850.000, citeert het Amerikaanse rapport het CBS verder: 5,2 procent van de Nederlandse bevolking. Over het aantal Joden is verschil van mening: „Volgens de organisatie Joods Maatschappelijk Werk telt het land ongeveer 45.000 Joden, maar het Stephen Roth Institute en de Raad van Europa schatten hun aantal dichter bij de 30.000. Minder dan een kwart van de Joden behoort tot actieve Joodse organisaties.”
Op overheidsniveau waren er over 2011 geen schendingen van de godsdienstvrijheid te rapporteren, aldus het International Religious Freedom Report. Maar in de politiek (Wilders) en samenleving gingen de debatten –over hoofddoekjes, over homoseksualiteit– wel verder. Regelmatig kwamen zaken op dit terrein bij de rechter of de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) terecht.
SGP
In dit verband wordt ook de rechtszaak waarmee de SGP (Protestant Political Reformed Party) zich geconfronteerd zag gememoreerd, overigens zonder dat de auteurs zich er inhoudelijk over uitlaten. Omdat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 2011 nog geen uitspraak had gedaan, besluiten zij met de vaststelling dat de regering de SGP vooralsnog blijft behandelen als „een legitieme politieke entiteit die past binnen Nederlandse en internationale wetten.”
Het debat rond de rituele slacht komt eveneens aan de orde. „In december stemde de Senaat een wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren om het ritueel slachten te verbieden weg. Het voorstel was al aangenomen door de Tweede Kamer, ondanks felle protesten van de kant van de Joodse en moslimgemeenschap.”
Relatief uitvoerig gaat het rapport in op antisemitische incidenten. „In maart scandeerden fans van de voetbalclub ADO tijdens de wedstrijd: „Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas.” Als gevolg daarvan werd ADO op de vingers getikt door een rechtbank in Den Haag, nadat de Stichting Bestrijding Antisemitisme (BAN) een kort geding had aangespannen.” De Holocaust wordt in toenemende mate ontkend dan wel gerelativeerd, al doet de overheid er volgens de auteurs het nodige aan om deze ontwikkeling tegen te gaan.
Religieuze groeperingen in Nederland –stuk voor stuk minderheden– behoeven zich niet zozeer door de overheid bedreigd te voelen, lijkt de conclusie. Maar het maatschappelijke, en als gevolg daarvan politieke, „respect voor de vrijheid van godsdienst” wordt wél minder. Het rapport vermeldt hier het standpunt waarmee de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) in mei 2010 naar buiten trad rond de besnijdenis van minderjarige jongens zonder medische gronden (die een schending zou zijn van „het recht op autonomie en het recht op fysieke integriteit van een kind”).
„Een recent rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) constateerde dat de Nederlanders over het algemeen een groot vertrouwen in hun instituties hebben – op godsdienstige instituties na. De seculiere meerderheid in het publieke debat staat in toenemende mate kritisch ten opzichte van wat hij beschouwt als de „privileges” van godsdienstige instituties, waaronder het toelatingsbeleid van religieuze scholen, de praktijk van het ritueel slachten, en het recht van trouwambtenaren om homoparen om religieuze redenen te weigeren te trouwen.”
Het rapport ”Internationale Godsdienstvrijheid” van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken zet in met artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (EVRM):
„Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften.”