De moeder van de 28–jarige hartpatiënt diende een klacht tegen de arts in. Haar zoon meldde zich begin februari 2002 ’s nachts samen met een kennis bij de huisartsenpost Etten–Leur. Hij was benauwd en had pijn op de borst die uitstraalde naar zijn linkerarm. Zijn kennis vertelde de doktersassistente dat de man hartpatiënt was en dat diens vader op 40–jarige leeftijd aan een hartkwaal was overleden. Bovendien had de man een erfelijk te hoog cholestorolgehalte. De dienstdoend huisarts weet de klachten echter aan een ’plaatselijk spierprobleem’ en adviseerde de man een paracetamol in te nemen en naar bed te gaan. Enkele uren daarna overleed hij.

De klachtencommissie Huisartsenzorg Zuid–Nederland heeft de klacht van de moeder eerder gegrond verklaard. De commissie vond dat de verkeerde diagnose niet aan de orde was, maar dat de arts, gezien de achtergrondinformatie, de patiënt meteen had moeten doorgesturen naar het ziekenhuis.

De raadsman van de huisarts wil voor de zitting inhoudelijk niet veel over de zaak kwijt. „Ik kan zeggen dat mijn cliënt naar eer en geweten en beste kunnen heeft gehandeld. Hij zal volgende week zijn verhaal bij het tuchtcollege vertellen," aldus de advocaat. Voor zover hij weet heeft de betreffende arts zich nooit eerder voor het Medisch Tuchtcollege hoeven te verantwoorden.