Voor Theodosius pasten Olympische Spelen niet bij christelijk geloof
APELDOORN – Tussen de antieke Olympische Spelen en de huidige Spelen in Londen ligt een intermezzo van 1500 jaar. De christelijke keizer Theodosius I zorgde in 393 na Christus voor de breuklijn, zonder de Spelen expliciet te verbieden.
Nog steeds bestaat er een wijdverbreid misverstand dat christenen tegen elke vorm van sport zouden zijn. De oorsprong van deze gedachte gaat terug op het feit dat keizer Theodosius I, bijgenaamd de Grote (ca. 346-395), korte metten maakte met de Olympische Spelen die al vanaf 776 voor Chr. officieel in Griekenland werden gehouden. Moderne historici en sportliefhebbers benadrukken nogal eens dat het besluit van Theodosius illustratief is voor het fanatisme en de cultuurbarbarij van christenen.
Feitelijk bezien is er wel een probleem. Nergens is een decreet te vinden waarin keizer Theodosius expliciet de Spelen verbiedt. Het is daarom te kort door de bocht om te stellen dat de keizer niets van sport moest hebben. Wel is het waar dat de Spelen als gevolg van besluiten van de Romeinse keizer zijn gestopt. Maar dat stond in een breder kader.
Ook al wordt beweerd dat Theodosius niet zozeer gedreven werd door zuiver godsdienstige motieven maar meer de eenheid van het rijk op het oog had, het is onmiskenbaar waar dat hij zich inspande om de zaak van het christendom te bevorderen. In de strijd tussen Arius en Athanasius koos hij zonder meer de kant van laatstgenoemde. In 380 bepaalde Theodosius in een edict dat alle volken de drie-eenheid zouden moeten erkennen. Zij die dit voorschrift volgden, mochten zich ”katholiek christen” noemen; de overige christenen moesten de schande dragen als ketters beschouwd te worden.
Na een bloedige veldtocht in Italië kwam Theodosius in Milaan in contact met de kerkvader Ambrosius. Die maande hem de verdere kerstening van de samenleving te bevorderen. Dat leidde ertoe dat de keizer vanaf 391 een serie maatregelen nam waardoor allerlei heidense praktijken werden verboden. Het eerst pakte hij rituelen bij allerlei officiële gelegenheden aan; daarna werden tempels en andere heilige plaatsen gesloten. Ten slotte bepaalde de keizer in november 392 dat voortaan op het offeren aan de goden en op waarzeggerij de doodstraf stond.
Dat pakket aan maatregelen leidde feitelijk tot het einde van Olympische Spelen. Waarom? Niet omdat er sprake was van sport als zodanig, wel omdat de Olympische Spelen onlosmakelijk verbonden waren met het heidendom. Ze waren doortrokken van de dienst aan de Griekse god Zeus. Voorafgaand aan en na afloop van de Spelen werden er offers gebracht aan deze Griekse oppergod. Zijn priesters hadden gedurende de Spelen ook een belangrijke rol. Atleten zwoeren bij de start van de Spelen altijd eerst trouw aan alle Griekse goden, maar in het bijzonder aan Zeus. De winnaars van de Spelen waren ook verplicht na afloop een offer aan Zeus te brengen. Daar kwam bij dat de festiviteiten rond de Spelen berucht waren vanwege de zedeloosheid. Atleten liepen naakt in de renbaan. Niet voor niets was het voor gehuwde vrouwen verboden om als toeschouwer de Spelen mee te maken; ongehuwden mochten dat wel. Zij werden tijdens de Spelen vaak gewongen tot prostitutie. Winnaars kregen zelfs gratis de beschikking over escortgirls, vrouwen die als prostituee werkzaam waren in de tempel van Aphrodite.
Ook bij het sportieve karakter van de Spelen waren vragen te stellen. Mensen lieten tijdens wagenrennen vaak het leven en boksers raakten geregeld zwaar verminkt. De Griekse auteur Sophocles vertelde over een ongeluk bij een wagenrace waarbij de atleet zodanig verminkt raakte dat zijn beste vrienden hem zelfs niet meer herkenden. Andere geschiedschrijvers verhalen van een vechtjas die gespecialiseerd was in het breken van de vingers van zijn tegenstanders. Kortom, het ging niet om het meten van elkaars fysieke kracht maar om het toebrengen van lichamelijk letsel.
Het afgodische, onzedelijke en ook risicovolle karakter van de Spelen was voor christenen uit de derde eeuw al reden om daarvoor te waarschuwen. Met name wezen ze daarbij op de vechtsporten en het gevaarvolle wagenrennen. Zo somde Hippolytus, een voornaam theoloog uit de derde eeuw, in zijn ”Apostolische tradities” acht bezwaren tegen de Olympische Spelen op.
Voor de Vroege Kerk waren de Spelen onverenigbaar met een christelijke levensovertuiging. Theodosius nam maatregelen tegen de heidense afgoderij. Daarmee zette hij een punt achter de Spelen. Niet uit afkeer tegen sport, maar vanwege de duivelskunsten eromheen.