Eerste hulp bij rooms-katholieke begrippen
APELDOORN – Het rooms-katholieke jargon ebt weg in de media. Volgens de samenstellers van een nieuw compact lexicon is het tijd voor ”eerste hulp bij katholieke begrippen”.
Met deze ondertitel verscheen onlangs ”Het geel-witte boekje” (uitg. Abdij van Berne, Heeswijk), samengesteld door Eric van den Berg, Frank Bosman en Peter van Zoest. Het wil journalisten helpen „katholieke blunders” te voorkomen.
De inleiders constateren dat aanduidingen en begrippen die volstrekt gangbaar waren, steeds vaker foutief geïnterpreteerd of in een verkeerde context worden geplaatst. Jongere generaties journalisten weten niet meer het verschil tussen een priester en een pater, noch tussen een orde en een congregatie. Nieuwslezeres Sacha de Boer maakte het op 17 augustus 2011 in het NOS Journaal erg bont door te zeggen: „Het hoogtepunt van de Wereldjongerendagen is aanstaande zondag en de paus leidt dan de afsluitende eukasterieviering.”
De besproken begrippen zijn alfabetisch geordend. Bij een aantal lemma’s staan ook de foutieve interpretaties vermeld.
Het boekje werpt licht op onvervalste rooms-katholieke overtuigingen. Aflaten gelden nog steeds als kwijtschelding van tijdelijke straffen voor zonden die na de biecht nog moeten worden uitgeboet. Er zijn „volle” of „gedeeltelijke” aflaten, naargelang ze volledig of gedeeltelijk bevrijden van tijdelijke straffen. Gelovigen kunnen door het verkrijgen van aflaten ook zielen in het vagevuur helpen bij het uitboeten van tijdelijke straffen op de zonde.
De schrijvers keren zich tegen de karikaturale voorstelling van aflaten als „afkopen” van zonden, en wijzen op de „oorspronkelijke vrome intentie” van de aflaat. Toch blijft het verdienstelijk karakter van een aflaat onmiskenbaar aanwezig als er bij het desbetreffende lemma staat: „Een volle aflaat kan worden verleend door het bezoeken van een kerk of kapel op Allerzielen.”
Rome blijft zichzelf trouw op het punt van de eucharistie, de mis en de transsubstantiatie. Tijdens de consecratie verandert de hostie in het lichaam van Christus onder de gedaante van brood, en dat heet dan „het Allerheiligste.” Het wordt in een monstrans ter „aanbidding” getoond (in rooms-katholiek jargon: ”uitgesteld”). Sommige congregaties beoefenen „altijddurende aanbidding” van het Allerheiligste, dat wil zeggen religieuzen lossen elkaar af om de aanbidding 24 uur per dag mogelijk te maken.
Door het doopsel wordt de erfzonde vergeven, zo leert Rome, evenals de vóór het doopsel begane zonden. Maar de neiging tot zondigen blijft bestaan (”concupiscentia”). Vandaar de biecht, „het sacrament van boete en verzoening.” De priester legt de biechteling een boetedoening op, de zogeheten penitentie, en verleent de absolutie (letterlijk: kwijtschelding). „De opdracht bestaat meestal uit het bidden van een aantal gebeden”, aldus de schrijvers.
Genade bestaat volgens Rome nog steeds in substantiële vormen, ontvangen in de doop om de ziel van de zonde te bevrijden en te heiligen. Vandaar „heiligmakende genade”, als een „blijvende gesteldheid om te leven en handelen volgens de goddelijke roeping.”
Over heiligheid gesproken: een „heilige” in de Rooms-Katholieke Kerk is iemand die „voorbeeldige religieuze kwaliteiten” heeft gehad. Voor een heiligverklaring zijn minstens twee door de paus erkende wonderen nodig. Een „eerste baanbrekende” stap naar deze fase, aldus de schrijvers, is de zaligverklaring, waarvoor één wonder nodig is. Terwijl een zalige lokale betekenis heeft, bezit een heilige een „wereldkerkbrede” uitstraling.
De term ”kerkvorst” voor de paus wordt als ongepast ervaren. Traditioneel wordt de paus in kerkelijke kring aangesproken met Heilige Vader. Sommige media gebruiken deze term vaak schertsend en daarom is het volgens de schrijvers beter om deze niet te hanteren.
De Rooms-Katholieke Kerk blijkt in beweging te zijn. Het voorgeborchte als plaats waar ongedoopte kinderen zouden verblijven –niet in de hemel of de hel– is door de huidige paus als achterhaald beschouwd en daarmee afgeschaft. Ook het traditionele onderscheid tussen doodzonden en dagelijkse zonden, die respectievelijk wel en niet tot een breuk met God leiden, wordt in het pastoraat nog nauwelijks gehanteerd.
Onkunde over de rooms-katholieke leer is er ook binnen de kerk. Voor het eerst sinds veertig jaar biedt de Rooms-Katholieke Kerk weer een samenhangende catechesemethode aan. Het gaat om de methode ”Het Licht op ons pad”, bedoeld voor kinderen van de kleuterleeftijd tot de categorie 16 jaar en ouder.
De methode heeft twee pijlers: de Bijbel en de ”Catechismus van de Katholieke Kerk”. Catechese is een „permanent proces van initiatie” in de relatie tussen het individu en Christus, die zich toont in „de Schrift, de levende traditie en het leergezag.”