Boek Voorhoeve geeft tips om de wereld te verbeteren
Toen Jezus werd geboren, waren er ongeveer 300 miljoen mensen op de wereld. Vliegvakanties kende men niet, wel hongersnoden. Vandaag de dag moeten er 7 miljard monden worden gevoed. Dat aantal groeit nog tot 9 miljard. Hoe moet dat gaan?
Mahatma Gandhi moet ooit de wijze woorden hebben gezegd: De aarde biedt voldoende om ieders behoefte te bevredigen, maar niet ieders hebzucht. Dat is het motto dat Joris Voorhoeve gebruikt boven het hoofdstuk ”Eén miljard lijdt honger” in zijn boek ”Negen plagen tegelijk”.
In dit boek komt inderdaad alles samen. Voorhoeve (hoogleraar internationale organisaties in Leiden) brengt het milieuvraagstuk in verband met de honger, de ethiek met de energieverslaving, de armoede met het geboorteprobleem en de ontwikkelingshulp met de internationale politiek.
Als alles met alles samenhangt, zou je zeggen dat de grote honger- en milieuproblemen alleen maar groter worden. Maar dat is juist niet zo. Aan het slot van het boek geeft de oud-VVD-politicus (tegenwoordig lid van D66) een reeks concrete aanbevelingen. Het eerste advies is: minder tv-kijken, want kijkverslaving is „opium voor het volk.” Dat is een advies dat smaakt naar meer.
Dicht bij het werk wonen, minder vlees en vis eten, goede doelen steunen; stuk voor stuk haalbare doelstellingen. Bij veel van deze voorstellen berekent Voorhoeve hoe groot de tijd- en milieuwinst van zo’n stap is. En die is beslist opzienbarend. Verbeter de wereld en begin bij jezelf; dat blijft actueel.
Het mooiste voorstel is meer voedsel te eten van open teelt en Hollandse akker. In veel huishoudens komen al bij het ontbijt (ongemerkt) producten uit enorm veel landen op tafel. Het is gemakkelijk daarop te letten. Koop daarbij ook nog eens de groenten van het seizoen (makkelijk te herkennen aan de laagste prijs) en je bent goed bezig.
Voorhoeve trekt dit pleidooi trouwens niet door naar fruit. Dat zou einde verhaal zijn voor bijvoorbeeld bananen en sinaasappels. Want die groeien niet onder een open Hollandse hemel.
In dit geheel past natuurlijk een pleidooi voor hernieuwbare energie. Opvallend daarin is de zuinige benadering van windenergie, die niet aan de doelstellingen voldoet. Dit oordeel is waarschijnlijk terecht, maar het is wel een beetje wrang dat vele Europese regeringen miljarden in windmolens hebben gepompt.
De waarde van dit boek is dat Voorhoeve zich niet beperkt tot één probleem, maar heel veel onderdelen van het mondiale gebeuren in samenhang plaatst. Bovendien bespreekt hij de soms ingewikkelde zaken op een heel heldere manier, zonder oppervlakkig te worden. Voorhoeve heeft een vlotte pen, maar hij blijft wetenschapper.
Het is mooi dat dit boek ook geen technische verhandeling is, maar nadrukkelijk oog heeft voor de ethische component in het geheel. Veel christenen zullen zich herkennen in een betoog waarin de verantwoordelijkheid niet (uitsluitend) bij overheden wordt neergelegd, maar iedereen zijn steentje moet bijdragen.
Waar veel christenen zich niet in zullen herkennen, is Voorhoeves onvervalste en hier en daar pedante liberalisme. Dat begint bijvoorbeeld bij zijn constatering dat men „ethiek niet van een cultuur of godsdienst hoeft af te leiden, zoals eeuwen is beweerd.” De leefregels kunnen door „zelfstandig nadenken over mens en samenleving” worden vastgesteld.
Secularisatie
Dit lijkt te simpel. De mens wordt hiermee immers „rechter in eigen zaak”, zoals de befaamde NRC-columnist J. L. Heldring in 2007 in deze krant zei. „De moraal kan niet uit de mens zelf voortkomen.”
Heldring zag een verband tussen de secularisatie en het afnemend normbesef. En hij is niet de enige. In dit verband is het zinvol twee Duitse politici aan te halen. Joschka Fischer schreef in 1992 dat een „ethiek van verantwoordelijkheid zonder religieuze fundering eenvoudig niet blijkt te werken.” En Gregor Gysi –nota bene vertegenwoordiger van de socialistische Linkspartij– zei in 2005: „Ook als ongelovige ben ik bang voor een goddeloze maatschappij.”
Het lijkt goed om naar deze Duitse stemmen te luisteren. Juist onze oosterburen kennen de vloek van een onchristelijke overheid. En wat kan Voorhoeve nu uiteindelijk zeggen als een mens na „zelfstandig nadenken” besluit tot consumptie en hedonisme?
Verderop doet Voorhoeve een pleidooi voor de neutrale overheid. Zolang iedereen binnen de wet blijft, is dat maar het beste. Dat moge zo zijn, maar neutraal blijkt maar al te vaak een loze kreet. Gelovigen in Nederland zijn in toenemende mate bezorgd over de partij waarvan Voorhoeve nu juist lid is geworden: D66. Als het aan de Tweede Kamerfractie van deze partij had gelegen, was het joden en moslims verboden geworden ritueel te slachten. Dat is niet het soort neutraliteit waarbij godsdienstige mensen zich veilig voelen. Zeker in ontwikkelingslanden met weinig democratische traditie zal dit makkelijk tot onderdrukking leiden.
Ook Voorhoeves pleidooi voor het recht op abortus zal bij veel mensen weerzin oproepen. Maar het onderwerp van overbevolking in veel gebieden blijft een probleem. Geboortebeperking kan een manier zijn om de dodelijke cyclus van de armoede te doorbreken. De indruk bestaat dat men ook binnen christelijke kringen hierover nog niet is uitgedacht.
Dat alles houdt het lezen van Voorhoeves boek spannend. Aan de problemen voorbijgaan, kan niemand.
Boekgegevens
Negen plagen tegelijk. Hoe overleven we de toekomst? Joris Voorhoeve; uitg. Contact, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 254 34 632; 368 blz.; € 24,95.