„Zwartewaterklooster middeleeuwse militaire begraafplaats”
HASSELT – Paul Rademaker (74) uit Hasselt (gemeente Zwartewaterland) weet het zeker. Zwartewaterklooster, het gehucht op een steenworp afstand van zijn huis, is het middeleeuwse Margraten van het noorden, een militaire begraafplaats dus. Op een plek die hij feilloos kent, maar toch nog even geheim houdt, liggen volgens hem 139 ridders begraven die in de beroemde Slag bij Ane in 1227 sneuvelden.
Het onweerlegbare bewijs heeft Rademaker naar eigen zeggen sinds kort in handen. Het is een klein blauw boekje, een vertaling van een middeleeuwse kroniek met de lijst van de doden en de plaats waar ze begraven liggen: Kloster zum Schwarzen Wasser. Onder de 139 doden zijn ook ridders die in dezelfde jaren in de buurt omkwamen, zoals in het Land van Vollenhove, een paar jaar eerder. De bisschop van Utrecht moest er regelmatig opuit trekken om oproeren neer te slaan. Dat lukte goed, maar in 1227 ging in het mis in Ane, een nog altijd bestaande buurtschap in de gemeente Hardenberg.
Rademaker, een bekende amateurhistoricus in de Kop van Overijssel, doet al jaren onderzoek naar Zwartewaterklooster, het gehucht in de gemeente Zwartewaterland dat genoemd is naar het klooster dat er tot de Reformatie stond. Het verband tussen de Slag bij Ane en Hasselt was bij velen wel bekend, maar de ”smoking gun”, dat de edelen ook echt in Zwartewaterklooster begraven liggen of lagen, die was er niet. Tot nu. „Toen ik dit zag, dacht ik: bingo.”
Van 1233 tot de Reformatie stond er nabij Hasselt een klooster met kerk, waar zo’n 100 mensen woonden en werkten, onder wie 25 gewijde nonnen. Het imposante klooster werd vrijwel zeker gebouwd om het zielenheil van de omgekomen commandanten van het leger van Otto II, de bisschop van Utrecht, veilig te stellen. Elke dag werden de namen van 139 ridders door de nonnen voorgelezen in het zogeheten dodenofficie.
De edelen sneuvelden op 27 juli 1227 tijdens de Slag bij Ane (Overijssel). Opstandelingen onder leiding van Ruldolph van Coevorden versloegen daar een leger onder leiding van de bisschop van Utrecht, Otto zur Lippe. De Drenthen lokten de vijand het moeras in, waarna veel ridders verdronken. Zij die uit de blubber ontsnapten, werden afgeslacht. Er vielen aan bisschoppelijke kant 500 doden, onder wie bisschop Otto.
Het leger van Otto was via de Overijsselse Vecht vol goede moed naar Ane gevaren om de Drenthen mores te leren. Via dezelfde rivier kwamen de verslagenen ook terug naar Hasselt, waar –volgens overlevering– de gepekelde lichamen van de commandanten werden begraven. In 1233 verrees het klooster. „Het was een fors gebouw met een robuuste kerk”, weet Rademaker.
Het belangrijke boekje dat nu duidelijkheid biedt, is een Duitse vertaling van een Latijnse kroniek van de graven van Bentheim uit 1480. Bentheim is een nog altijd bestaande graafschap net over de grens bij Hardenberg. In het Latijn en het Duits is een lijst opgenomen met namen van de ridders „die im Kloster zum Schwarzen Wasser begraben sind.” Volgens de Hasselter hét bewijs.
Vele jaren geleden sprak hij met een oude bewoner van Zwartewaterklooster. Die vertelde dat het honderden jaren bekend was dat er een begraafplaats was waar de lokale bevolking niet mocht liggen. Als Rademaker het naast andere bewijzen of sterke aanwijzingen legt die hij in de loop der jaren verzamelde, kun je er volgens hem niet omheen: „Zwartewaterklooster was een militaire begraafplaats.”
Bisschop Otto zur Lippe ligt er overigens niet. Zijn lichaam werd bijgezet in Utrecht. Zijn zoon Bernhard en zijn broer Dietrich rusten wel in Zwartewaterklooster, zo staat in de kroniek. „Het waren niet zomaar soldaten. Het ging om veteranen van de kruistochten. Voor hen leek de Slag bij Ane een tussendoortje. Dat pakte anders uit”, zegt Rademaker.
Je zou er zo naartoe kunnen lopen. De plek die Rademaker feilloos kent, ligt op 800 meter van het gehucht. De onderzoeker wil de exacte locatie niet prijsgeven, om zwartgravers de wind uit de zeilen te nemen Als je een schep in de grond zet, zou je zomaar op het gebeente van de ridders kunnen stuiten. De plek is in het verleden deels afgegraven, maar de kans is groot dat er nog resten te vinden zijn. Knekels in harnassen, met zwaarden en schilden, het zou zomaar kunnen.
Wat nu? Paul Rademaker vindt dat er een opgraving moet komen. Het zou heel goed kunnen dat er nog resten liggen. „De middeleeuwers waren wel zo slim om de doden niet in het veen te leggen maar in een zandrichel. Hoe hoger je stand, hoe dieper het graf. Het zou ook mooi zijn als er een monumentje kwam.”