3VO: ’30–kilometerzones werken niet’
De invoering van een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur in woonwijken draagt niet bij aan lagere snelheden van gemotoriseerd verkeer. Dat stelt verkeersorganisatie 3VO in Huizen nadat zij steekproefsgewijs verscheidene snelheidsmetingen heeft uitgevoerd. Uit de controle bleek dat bestuurders van bijna 85 procent van alle gecontroleerde voertuigen te snel reden.
De steekproeven werden uitgevoerd op verzoek van bewoners van zogenaamde 30–kilometerwijken. „We krijgen vrijwel dagelijks klachten over automobilisten die die snelheidsgrens niet respecteren", stelt een woordvoerder van 3VO. „De goede bedoelingen van gemeenten ten spijt sorteren de zones niet het gewenste effect. De aangepaste infrastructuur roept bij automobilisten niet de behoefte op om veel zachter te rijden." Het merendeel van de weggebruikers reed tussen de 35 en 50 kilometer per uur.
De 30–kilometerzones werden drie jaar geleden ingevoerd als eerste fase van het Duurzaam Veilig–project van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Gemeentes kregen van het ministerie subsidie om de woonwijken naar eigen inzicht in te richten. Omdat elke wijk wel een veilige zone wilde worden, bleek de gelimiteerde subsidie in de meeste steden niet toereikend.
„Vaak werd met de beste bedoelingen besloten met minimale maatregelen toch zoveel mogelijk wijken tot 30–kilometergebied te bombarderen", aldus de woordvoerder van 3VO. „Een uitrit en een bordje bij die uitrit maken echter nog geen veilige wijk."
Het liefst ziet 3VO overal woonerven verschijnen. Met deze voorloper van de 30–kilometerwijken, waar automobilisten alleen stapvoets mochten rijden, experimenteerde het ministerie van Verkeer en Waterstaat in de jaren tachtig.
„Uit onderzoek is gebleken dat de speelse, voetgangervriendelijke inrichting van de infrastructuur van de woonerven precies het beoogde effect had", vertelt de 3VO–zegsman. „De auto’s reden structureel zachter en het aantal verkeersslachtoffers in die wijken daalde drastisch. Helaas kostte de inrichting van woonerven het ministerie handenvol geld. Daarom werd het idee eind jaren tachtig weer in de ijskast gestopt."