Opinie

Kwestie SGP kan zonder dwang worden opgelost

De kwestie van het passief vrouwenkiesrecht kan worden opgelost zonder de SGP te dwingen, stelt prof. dr. Tom Zwart.

25 July 2012 14:10Gewijzigd op 14 November 2020 22:20
„Het dwingend opleggen van de gelijkheidsgedachte zal de geesten van de SGP-partijleden echt niet rijp maken voor het passief vrouwenkiesrecht.” Foto: SGP-partijdag.Foto RD, Anton Dommerholt
„Het dwingend opleggen van de gelijkheidsgedachte zal de geesten van de SGP-partijleden echt niet rijp maken voor het passief vrouwenkiesrecht.” Foto: SGP-partijdag.Foto RD, Anton Dommerholt

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wees vorige week de klacht van de SGP af tegen het arrest van de Hoge Raad (RD 20-7). In dat arrest was bepaald dat de opvatting van de SGP dat aan vrouwen geen passief kiesrecht toekomt, en haar praktijk om geen vrouwen te kandideren, in strijd zijn met het Vrouwenverdrag.

Het hoogste rechtscollege beroept zich op artikel 7 van dat verdrag, dat de staat voorschrijft om passende maatregelen te nemen om discriminatie van vrouwen in het politieke leven uit te bannen.

De uitspraak maakt een einde aan een moratorium van de regering, waardoor het arrest van de Hoge Raad nu ten uitvoer zal moeten worden gelegd. In dat arrest wordt de staat opgedragen om maatregelen te nemen die de SGP ertoe zullen brengen om vrouwen te kandideren. Wel moet de staat daarbij zo min mogelijk inbreuk maken op de grondrechten van de partij. Hoe de staat het ene kan doen zonder het andere te laten, maakt de Hoge Raad echter niet duidelijk.

Toen het Britse hooggerechtshof enkele jaren geleden voor de zoveelste keer antiterrorismemaatregelen van de regering wegens strijd met de mensenrechten naar de prullenbak verwees, was de minister van Binnenlandse Zaken het beu. „De dames en heren rechters kunnen mij beter vertellen hoe het wel kan”, was zijn reactie.

De hoogste rechter, Lord Bingham, hielp hem echter snel uit de droom: advisering van de regering door rechters past niet in de Britse staatsrechtelijke verhoudingen.

In Nederland ligt dat anders. De regering heeft volgens de Wet op de rechterlijke organisatie het recht om de Hoge Raad om advies te vragen. Daarom zou het geen gek idee zijn om de Hoge Raad te vragen hoe het nu verder moet.

In die adviesaanvraag zou de regering de Hoge Raad meteen kunnen vragen om zijn arrest op één punt te verduidelijken. Een rechter kan zich alleen op een internationale bepaling beroepen als deze rechtstreeks doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde. Nu artikel 7 de staat ertoe oproept om alle passende maatregelen te nemen, is dat niet het geval. De bepaling richt zich hierdoor tot de regering en de wetgever, en niet tot de rechter. Maar de Hoge Raad beweert het tegendeel.

De Hoge Raad leest die rechtstreekse werking af uit het monopolie dat politieke partijen zouden hebben op kandidaatsteling. Maar die redenering klopt niet. In Nederland kan iedere groep van dertig kiezers volgens de Kieswet een kandidatenlijst indienen voor de Tweede Kamer. Dus ook een lijst van vrouwen die de overige SGP-beginselen zijn toegedaan, maar toch verkozen willen worden in de Tweede Kamer.

De SGP ontneemt vrouwen dan ook niet het passieve kiesrecht, maar alleen de mogelijkheid om voor deze partij uit te komen bij de verkiezingen. Zoals GroenLinks het passieve kiesrecht niet zou schenden als zij iemand als kandidaat zou weigeren die pleit voor meer broeikasgas. De Hoge Raad zou dan ook de vraag moeten beantwoorden hoe hij aan dit essentiële gegeven voorbij kon gaan nu het lot van de SGP afhangt van zijn interpretatie van artikel 7.

Ondertussen zou de kou ook uit de lucht kunnen worden genomen door de kandidaatstelling in de toekomst niet te laten verrichten door de SGP, maar door kiesgerechtigden die het gedachtegoed van de partij is toegedaan. Zo zou bijvoorbeeld een ”Lijst Van der Staaij” voor de Tweede Kamerverkiezingen wel vrouwelijke kandidaten kunnen bevatten, zonder dat de SGP haar afwijzende standpunt daarover hoeft op te geven. De verkiezingen op basis van zo’n lijst zouden ook duidelijk maken of vrouwelijke SGP’ers wel zo staan te springen om vrouwelijke vertegenwoordigers.

Maar de beste oplossing is het indienen van een wetsvoorstel – bij voorbeeld tot wijziging van de goedkeuringswet voor het Vrouwenverdrag– waarin ondubbelzinnig wordt vastgesteld dat artikel 7 zich niet leent voor rechterlijke toepassing. Daardoor kan in deze bepaling geen plicht voor de staat worden gelezen om de SGP te dwingen om vrouwen te kandideren.

Zo’n wetswijziging dient op internationaal niveau gepaard te gaan met het afleggen van een ”interpretatieve verklaring” door Nederland bij het Vrouwenverdrag. In die verklaring wordt dan aangegeven dat wat Nederland betreft artikel 7 niet rechtstreeks werkt, en zich ook niet verzet tegen het standpunt over passief vrouwenkiesrecht van de SGP.

Hopelijk komt de SGP zelf op termijn tot de conclusie dat vrouwen in aanmerking komen voor het passief kiesrecht. Maar dat zou dan het gevolg moeten zijn van interne bezinning en reflectie. Dat interne proces kunnen buitenstaanders het beste bevorderen door respect en geduld te tonen en de dialoog met de partij te blijven aangaan.

Het dwingend opleggen van de gelijkheidsgedachte zal de geesten van de partijleden echt niet rijp maken voor het passief vrouwenkiesrecht.

De auteur is hoogleraar rechten van de mens in Utrecht en curator van de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau ten behoeve van het liberalisme en de VVD.

Meer over
SGP onder vuur

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer