VN-hof versterkt bescherming tegen marteling
DEN HAAG (ANP) – Het Internationaal Gerechtshof (ICJ) heeft vrijdag met zijn arrest in de Habré-zaak de wereldwijde rechtsbescherming tegen marteling versterkt. Zo stelde het hof vast dat marteling de hele internationale gemeenschap aangaat. Het is niet nodig dat een staat een eigen belang in de zaak aantoont om een ander land voor het ICJ te dagen wegens schending van de VN-conventie tegen marteling.
België had gezegd het op te nemen voor slachtoffers van de Habré-dictatuur die op zijn grondgebied wonen. Volgens het ICJ had ook zonder zo’n voorwaarde vooraf elk ander land dat is aangesloten bij de conventie Senegal voor het ICJ kunnen dagen. Dakar heeft de conventie geschonden door Habré jarenlang op zijn grondgebied te laten wonen zonder een strafrechtelijk onderzoek in te stellen wegens marteling. Dat dat niet mag gebeuren is een gemeenschappelijk belang van alle staten die om goede redenen tot een verbod op marteling hebben besloten. ICJ-president Peter Tomka vergeleek de conventie in dit opzicht met de Genocideconventie tegen volkerenmoord.
Ook in een ander opzicht werd het verbod op volkenmoord op gelijke voet gesteld met het verbod op marteling. De rechters stelden vast dat ook dat laatste hoort bij het ‘jus cogens’ (dwingend recht), de hoogste en meest bindende normen van het volkenrecht die de statengemeenschap niet mag afschaffen zonder dat er een gelijkwaardige rechtsbescherming voor in de plaats komt.
Het ICJ stelde tevens vast dat de eerste voorgeleiding van Habré in Tsjaad niet voldoet aan de verplichting tot serieus onderzoek dat tot strafvervolging kan leiden. „Doen alsof” is niet genoeg. Dit onderdeel van de uitspraak kan van grote betekenis zijn voor het eveneens in Den Haag gevestigde Internationaal Strafhof (ICC), dat individuen vervolgt voor de zwaarste misdaden als genocide. Het ICC is complementair, wat betekent dat een zaak slechts ontvankelijk is als het betrokken land zelf niet tot vervolging kan of wil overgaan. Daarom ligt het ICC overhoop met Kenia dat zegt dat het de verantwoordelijken voor de geweldsuitbarsting na de verkiezingen in 2007 zelf wil berechten, maar daarmee jaren heeft getreuzeld…
Als bij het ICC aangesloten landen het oneens zijn of een ander land serieus werk maakt van strafvervolging, kan dat geschil worden voorgelegd aan het ICJ.