Malaise pensioenen kost al gauw paar tientjes per maand
APELDOORN – Veel pensioenfondsen, waaronder die voor de ambtenaren en het onderwijs, de zorgsector en de metaalindustrie, ontkomen er niet aan om volgend jaar april de pensioenen te verlagen. Enkele vragen.
Waarom zijn de kortingen noodzakelijk?
De betrokken instellingen hebben de laatste jaren hun financiële positie sterk zien verslechteren. De dekkingsgraad fungeert als maatstaf in dat verband. Die geeft aan of een fonds in de toekomst aan zijn verplichtingen kan voldoen. Bij een dekkingsgraad van 100 procent is dat het geval. Omdat het uiteraard aanbeveling verdient over een extra buffer te beschikken, wordt als ondergrens 105 gehanteerd. Bij een daling onder dat niveau zijn maatregelen noodzakelijk, in de vorm van een verhoging van de premies of een verlaging van de uitkeringen.
Inmiddels is bij veel pensioenfondsen de dekking teruggelopen tot ver onder de 100. Bij het ABP bijvoorbeeld, de grootste speler, stond deze graadmeter eind juni op 90 procent.
Wat is de oorzaak van die lage dekkingsgraad?
De fondsen brengen de door werkgevers en werknemers betaalde premies onder in aandelen, obligaties en vastgoed. Door de crisis zijn de rendementen op die beleggingen gekelderd. De inkomsten zakken in. De waarde van het ingelegde kapitaal groeit minder dan gedacht.
Een andere belangrijke factor vormt de rente. Met behulp daarvan wordt de financiële situatie op langere termijn berekend. Daarbij geldt: hoe lager de rente, hoe lager de dekkingsgraad. De rente is op dit moment historisch laag en dat pakt dus erg ongunstig uit.
Hoeveel geld gaan de maatregelen de gepensioneerden kosten?
De omvang van de korting verschilt per fonds. Bij aanpassingen zoals PME en PMT die overwegen voor de metaal, van misschien wel 6 of 7 procent, moet gemiddeld al gauw aan een paar tientjes per maand worden gedacht.
Het afstempelen van het pensioen komt boven op het al jarenlang niet toepassen van de indexatie, het niet laten meestijgen van de pensioenen met de inflatie, met de oplopende prijzen. Beide ontwikkelingen tasten de koopkracht aan. Veel mensen zullen maandelijks een flink geringer bedrag bijgeschreven krijgen dan waarop zij in het verleden, toen er nog geen sprake was van kredietcrisis of eurocrisis, rekenden.
Blijven de werkenden buiten schot?
Nee, zij delen mee in de malaise, maar zij merken dat pas in de portemonnee als zij stoppen met werken. Hun pensioenaanspraken worden eveneens gekort en ook voor hen vindt er geen indexatie plaats. Zij moeten zich dus instellen op een lagere oudedagsvoorziening. De kans dat de achterstand de komende jaren kan worden ingehaald, lijkt met de huidige economische vooruitzichten niet groot.
Gaat de AOW ook omlaag?
Dat staat hier helemaal los van. De AOW, als uitkering van de overheid, wordt niet betaald uit een fonds, maar uit de premies die de Belastingdienst inhoudt op het loon van de werkenden. Degenen die nu werken, betalen voor degenen die nu AOW ontvangen. Beleggingsresultaten en rentestand spelen bij de AOW dus geen rol. De politiek beslist over de hoogte ervan in het licht van de toestand van de overheidsfinanciën.