Plaisier pleit voor nieuwe belijdenis na kerkfusie
De eerste generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zou volgens de scriba van de SoW-kerken, dr. B. Plaisier, de uitdaging moeten aangaan een nieuwe, moderne belijdenis op schrift te stellen. „Er is veel te zeggen voor een belijdend geschrift dat ingaat op de vragen waarmee de kerk en de christenen in deze tijd worstelen.”
De algemeen secretaris zei dit in zijn rede tijdens de opening van het academisch jaar van de Theologische Universiteit in Kampen (ThuK). De belijdenis zou volgens hem het karakter van een missionair geschrift moeten hebben, voor het gehele Nederlandse volk. „Daarin proberen we op een paar A4’tjes aan te geven wat het christelijke geloof is en waarvoor protestanten staan. We dienen meer te denken aan een elementaire verwoording voor ongelovigen en onwetenden dan aan een intern kerkelijk geschrift.”
De denk- en leervormen van de zestiende en de zeventiende eeuw die onze belijdenisgeschriften typeren, vindt dr. Plaisier „een belemmering voor een breed en vruchtbaar gebruik van deze confessionele geschriften. Van ons kan niet verwacht worden dat wij zullen geloven op de wijze van ons voorgeslacht. Daarbij komt dat wij op bepaalde gebieden tot andere overtuigingen zijn gekomen. Wij hebben oog gekregen voor elementen uit het bijbels getuigenis die 400 jaar geleden volstrekt verwaarloosd zijn.”
Dr. Plaisier schetste de verschillende visies op de belijdenisgeschriften in de SoW-kerken. „De orthodox-confessionele stromingen in de hervormde en de gereformeerde kerken zien alleen toekomst voor de kerk als deze zich strikt bindt aan de belijdenisgeschriften. Van ambtsdragers, predikanten en hoogleraren wordt deze binding in het bijzonder gevraagd. Daarbij lijken de belijdenisgeschriften soms de functie van een statuut te krijgen waaraan men zich dient te houden.”
Volstrekt hier tegenover, zo schetste dr. Plaisier, staat een grote groep kerkleden die zich in het geheel niet meer herkennen in de belijdenisgeschriften omdat zij deze niet kunnen actualiseren voor het eigen geloof. „Een belijdenisgeschrift vinden deze mensen niet meer nodig en zij onderkennen de relevantie ervan niet, vooral niet als de belijdenis gebruikt zou worden om te toetsen of hun geloof wel aan de normen voldoet.”
Dr. Plaisier betreurt het dat „de waardevolle functie van het belijden voor velen in onze kerken naar de achtergrond is gedrongen. Bij belijden denken ze aan formuleringen van de christelijke leer in een taal en in categorieën die een modern kerklid moeilijk kan begrijpen. Het lijkt er inderdaad soms op dat kerkleden hun geloof dienen te belijden met een geloofsinhoud en in geloofsvormen van een voorbije tijd. Wij dienen te kiezen voor vormen en geloofsinhouden die bij ons passen.”