Levensernst
Job 14:1, 2
„De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen, en zat van onrust. Hij komt voort als een bloem, en wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw, en bestaat niet.” Leer hieruit de noodzaak van een spoedige bekering. Sommigen van u nemen het mij zeer kwalijk dat ik zo dikwijls van bekering spreek. Maar hier bij geopende graven, schaam ik mij dat ik daarvan zo weinig spreek. „Indien gij u niet bekeert, zult gij desgelijks vergaan” (Luk. 13:3). „Betert u dan, en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden” (Hand. 8:9).
Kinderen, bekeert u nu, want er sterven ook jonge kinderen. Jonge mensen, bekeert u nu, want jonge mensen sterven, zij worden in de bloei van hun leven afgesneden. Moeders, zegt niet: „Ik zal mij later wel bekeren, als mijn kinderen groot zullen geworden zijn, en ik meer tijd zal hebben.” Bekeert u nu, want moeders kunnen sterven.
Ouderen, zegt niet: Dit geldt mij niet. Anderen kunnen sterven, maar u moet sterven, en daarom geldt het woord u in dubbele mate: „Bekeert u nu.”
Leert hieruit de dwaasheid van een leven in de genietingen van de wereld. Nu is het de tijd van de bekering. Mogen wij dan geen vermakingen hebben? Ja, in Christus heilige vermakingen, zoals die ook worden genoten aan de rechterhand Gods in alle eeuwigheid.
Ik heb alle genietingen van de wereld gesmaakt, maar zij wegen niet op tegen een enkele druppel uit de beker van de liefde van Christus!
R.M. M’Cheyne, predikant te Dundee
(”Laatste verzameling”, 1842)