Analyse: Senaat schrijft historie met AOW-stap
DEN HAAG – Decennialang was tornen aan de AOW taboe in Den Haag. Maar onder druk van de crisis worden ook politieke pijnpunten vloeibaar.
Het moet raar lopen, wil de Eerste Kamer dinsdag geen historie schrijven. Dinsdagmiddag spreekt en stemt de Senaat over de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd tot uiteindelijk 67 jaar in 2023.
Daarmee verorberde het parlement in 2012 dan eindelijk de hete aardappel die al jarenlang heen en weer wordt geschoven op het politieke dinerbord.
Sterker nog, de Tweede Kamer ging dit jaar maar liefst tweemaal akkoord met een voorstel om de oudedagsvoorziening aan te passen, die in 1957 definitief een einde moest maken aan „de ongelukkige woordcombinatie van oud en arm.”
Zo stemde de Kamer al in februari in met een verhoging van de AOW-leeftijd in 2020 naar 66 jaar, die VVD, CDA en PVV waren overeengekomen. Het kabinet-Rutte viel echter te snel om ook de Senaat er nog op tijd een klap op te laten geven.
Het voorstel waarover de Senaat zich vandaag buigt, is afkomstig van de Kunduzcoalitie van VVD, CDA, D66, Groenlinks en ChristenUnie, die na de kabinetsval de handen ineensloeg om de begroting voor 2013 op te tuigen. Ook de SGP is voor. De zes partijen hebben een ruime meerderheid in beide Kamers.
Bijzonderder is echter dat er tegenwoordig eigenlijk geen enkele partij nog écht geharnast is tegen de AOW-leeftijdsverhoging, die niet eens zo heel lang geleden nog gold als een recept voor politieke zelfmoord.
Ja, de PVV houdt nog vol niet aan de AOW-leeftijd te willen tornen. Maar dat zei de partij voor de vorige verkiezingen ook al, om dit zelfbenoemde „breekpunt” letterlijk binnen 24 uur erná te laten vallen.
Ook de SP, die in 2010 nog de campagne inging met de leus ”65 blijft 65”, keert zich niet langer onwrikbaar tegen een hogere AOW-leeftijd. Samen met de PvdA strijden de socialisten op dit moment vooral tegen de gevoerde procedure door de Kunduzpartijen. Die jasten de wet in een vijftal weken met stoom en kokend water door het parlement.
Zelfs voor ouderenpartij 50PLUS is een hogere AOW-leeftijd niet onbespreekbaar, mits er eerst extra banen voor senioren worden gecreëerd.
Ooit was dit nogal anders. Zo brandde het CDA in 1994 de vingers aan het hete dossier. Zijn voorstel om de AOW te bevriezen kostte lijsttrekker Brinkman de politieke kop.
De christendemocraten leden hierop een historische verkiezingsnederlaag, waarbij twintig Kamerzetels in rook opgingen en de partij voor het eerst in tachtig jaar in de oppositiebankjes belandde, daar zitting nemend naast twee heuse ouderenpartijen (AOV en Unie 55+) die juist op de vleugels van de AOW-discussie de Kamer in marcheerden.
In 2006 overkwam de PvdA zo ongeveer hetzelfde. Lange tijd zag het ernaar uit dat die partij de verkiezingen zou gaan winnen, maar mede na de uitlatingen van PvdA-leider Bos over een fiscalisering van de AOW, verloren de sociaaldemocraten uiteindelijk flink.
Vandaag de dag lijkt veel meer te gelden dat wie nog ontkent dat de AOW verandering behoeft, niet langer serieus wordt genomen. Het draagvlak in de samenleving is gekanteld.
Van controversieel naar haast algemeen geaccepteerd: het gebeurt bij meer onderwerpen dezer dagen. Zo sneuvelde ook de beperking van de hypotheekrenteaftrek al op de lijst van politieke taboes. Boven aan dit lijstje staat nu ”de zorg”, maar ook hier zijn, voor wie goed luistert, de eerste ritselingen van een hervorming al hoorbaar.
Het is de druk van de crisis die de gestolde angst voor de kiezer vloeibaar maakt.