Kerk heeft ook lastige dominees nodig
De ideale dominee moest altijd al een schaap met vijf poten zijn. Boeiend, confronterend en inspirerend op de preekstoel, actief en invoelend in het pastoraat, diplomatiek en samenbindend in vergaderingen, goed met kinderen, betrokken op ouderen, enthousiast en deskundig in het verenigingswerk. Vandaag woedt de discussie over het profiel van de predikant heviger dan ooit, nu er boek na boek verschijnt over missionair gemeente-zijn en missionair leiderschap, over de crisis in de prediking en de steeds marginalere positie van de kerk, over de voor- en nadelen van een academische opleiding.
Wie om zich heen de kerken ziet leegvloeien, beseft dat er iets gebeuren moet, maar wát? De een wil de gemeenten anders organiseren of de dominees anders opleiden, de ander roept op om te buigen onder het oordeel en te bidden om vernieuwing van de kerk. Daarbij hoeft het een het ander natuurlijk niet uit te sluiten: ook wie beseft dat een opwekking nooit door mensen gemaakt kan worden en gelooft dat een predikant zich door God geroepen moet weten tot het ambt, kan tegelijkertijd nuchter kijken naar praktische verbeteringen in de organisatie van de kerk en de opleiding tot het ambt.
Inmiddels hebben veel deskundigen veel dikke boeken over het onderwerp geschreven. Maar wat daarbij niet vaak aan bod komt, is het karakter van de dominee. Daarom vond ik het zo verfrissend dat Robert Doornenbal, die vorige week promoveerde op een boek over missionair leiderschap, in een interview met het Nederlands Dagblad gewoon zei: „Predikantenopleidingen trekken vooral brave, vrij traditionele gelovigen.” De vraag is echter of dat probleem opgelost wordt door, zoals Doornenbal wil, de opleiding praktischer te maken.
Ik heb vaak gedacht: er is één bepaald karakter dat in de kerk erg succesvol is, niet alleen onder predikanten, maar ook onder gemeenteleden: sociaal, actief, samenbindend en conformistisch. Mensen met zo’n karakter zijn het cement van de kerk, ze maken niet graag ruzie, organiseren het verenigingswerk, schenken koffie na de kerkdienst en sturen een kaartje als iemand ziek is. Dominees met zo’n karakter werken goed samen met de kerkenraad, zijn trouw in het bezoekwerk en proberen de verschillende vleugels van de gemeente zo goed mogelijk bij elkaar te houden.
Maar waar uit het bedrijfsleven bekend is dat een team alleen maar goed werkt als er verschillende karakters en stijlen in vertegenwoordigd zijn, lijkt de kerk ernaar te streven om steeds meer eenvormigheid te kweken. Vorige week las ik op Twitter hoe een predikant ooit samen met veertien studiegenoten een psychologische test maakte. Dertien van hen scoorden hetzelfde profiel. Hoge resultaten bij de vragen over zorgvuldigheid, geduld, conformisme, gezagsgetrouwheid, tact en diplomatie. Lage resultaten bij de vragen over gevoel, verbeelding, visie en overtuigingskracht.
Zo’n profiel is natuurlijk per kerkgenootschap verschillend. Toch lijkt het erop dat veel kerken vandaag te weinig predikanten hebben die de boel opschudden. Blij toe, zou je zeggen, niemand zit op lastpakken te wachten die onrust om zich heen verspreiden. Maar het probleem is: wie laag scoort op tact en geduld en conformisme, scoort vaak hoog op visie en overtuigingskracht. Met andere woorden: lastige dominees die soms in conflicten verzeild raken en de regels aan hun laars lappen, kunnen –mits goed geschoold– vaak origineler denken en inspirerender preken dan de gemiddelde predikant. Denk aan Gomarus, Voetius, Revius, Koelman – die in hun leven talrijke conflicten uitvochten.
Ik weet wel dat dat allemaal heel kort door de bocht geredeneerd is, en dat er talrijke uitzonderingen zijn te maken. Ik weet ook dat predikantschap nog altijd allereerst een beroep is dat je niet kiest, maar waarvoor je gekozen wordt. Maar de vraag waar ik mee zit is: Waar blijven de lastige dominees? Zij hebben namelijk óók hun goede kanten.
Reageren? beeldenstorm@refdag.nl