Toeristen in Sahara namen grote risico’s
Ben ik mijns broeders hoeder? In een terugblik op de gijzeling van Arjen Hilbers en anderen in de Sahara, benadrukt André den Exter
dat ook de „broeder” verplichtingen heeft. We zijn ervan overtuigd dat het ieders morele plicht is mensen in nood te helpen. Deze onbaatzuchtige overtuiging ligt ten grondslag aan verschillende onderdelen van onze samenleving, waaronder de gezondheidszorg. Solidariteit met mensen in nood (in casu zieken) is wellicht de belangrijkste pijler van ons huidige stelsel van gezondheidszorgvoorzieningen.
Toeristische sector
Geldt een dergelijke aanname ook in de toeristische sector, in het bijzonder wanneer vakantiegangers onverantwoorde risico’s nemen en daardoor in problemen geraken? Is het gerechtvaardigd dat mensen in een dergelijke situatie een beroep doen op de gemeenschap, door te verlangen dat de Nederlandse belastingbetaler meebetaalt aan, of erger, opdraait voor het betalen van het losgeld ter beëindiging van een gijzeling, alsmede de kosten van repatriëring?
Of geldt de mijns-broeders-hoedermoraal wellicht niet voor ’domme’ broeders?
Na de blijdschap over de vrijlating van de gegijzelde toeristen in Algerije en Mali is er in de media een discussie opgelaaid over een mogelijke financiële bijdrage die de bevrijde gegijzelden zouden moeten betalen ter bestrijding van de kosten van hun bevrijding en repatriëring naar hun vaderland. Er wordt gesteld dat deze mensen een onverantwoord risico hebben genomen door het negeren van een negatief reisadvies, alsmede door het in de wind slaan van adviezen van Algerijnse douanebeambten om het land niet in te gaan vanwege mogelijke terroristische acties. Wanneer het dan toch misgaat, kan en mag men uiteraard wel een beroep doen op de overheid, maar daar hangt een prijskaartje aan. Ietwat cru gesteld: Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.
Rokers
Tegenstanders van een dergelijke benadering maken de vergelijking met de gezondheidszorg. Ook rokers nemen welbewust het risico van het oplopen van gezondheidsschade door ondanks alle waarschuwingen niet te stoppen met roken. Wanneer als gevolg van het roken longkanker wordt geconstateerd, wordt de patiënt behandeld en betaalt de ziektekostenverzekeraar doorgaans de behandeling. Eigen schuld is hier geen criterium voor het ontvangen van medische zorg.
De gedachte die hieraan ten grondslag ligt, is de behóéfte aan medische zorg. Dat, en geen ander criterium is de norm voor het ontvangen van medische hulp. Een dergelijke rechtvaardigheidsnotie staat in wetenschappelijke kringen wel bekend als de verdelende rechtvaardigheid op basis van ”needs” (behoeften).
Rechtvaardigheid
Daartegenover staat een meer conservatieve rechtvaardigheidsnotie op basis van verdiensten, ofwel ”merits”. In die laatste benadering krijgt dus ieder het zijne op grond van verdiensten (prestaties). Een dergelijke notie vinden we vooral terug in sport en wetenschap.
Bij de beantwoording van de vraag naar het terugbetalen van het losgeld en de kosten van de repatriëring, dan wel een bijdrage in de kosten, moet men zich bewust zijn van bovengenoemde noties van rechtvaardigheid. Vervolgens moet men zich afvragen welk criterium van toepassing is: behoeften of verdiensten? Deze keuze is van belang, aangezien toetsing aan het ene uitgangspunt tot een andere uitkomst kan leiden dan toetsing aan het andere. Maakt men die keuze of differentiatie niet, dan scheert men alle gevallen over één kam en maakt men zich schuldig aan wat heet (een vorm van) onzindelijk denken.
Welnu, welk criterium zou in dit geval moeten gelden? Moet men naar analogie van gezondheid het behoeftecriterium toepassen? Ter beantwoording van deze vraag verwijs ik naar een boek van de Amerikaan Michael Walzer met als titel ”Spheres of justice. A defense of pluralism and equality” (1983).
Daarin onderscheidt Walzer bovengenoemde noties van rechtvaardigheid, maar dan in de verschillende sectoren van de maatschappij. In de sfeer van de gezondheidszorg, zo meent hij, moet het behoeftecriterium gelden. De motivering hiervoor is reeds eerder gegeven.
Reisverzekering
Maar geldt een dergelijke norm tevens in de toeristische sector, in het bijzonder voor reisverzekeringen die onder meer de kosten van repatriëring dekken? Een dergelijke vergelijking gaat mijns inziens niet op, aangezien de uitgangspunten en het karakter van reisverzekeringen fundamenteel anders zijn dan van ziektekostenverzekeringen. Reisverzekeringen zijn niet zozeer gebaseerd op de notie van verdelende rechtvaardigheid als wel op verdiensten.
Een reisverzekering maakt geen deel uit van het sociale zekerheidsstelsel, maar het betreft een private verzekering, die niet gebaseerd is op een vorm van solidariteit zoals we die kennen in de gezondheidszorg. Reisverzekeringen vallen derhalve onder de reguliere verzekeringen, net als auto- en inboedelverzekeringen, waarop de uitgangspunten van het verzekeringsrecht van toepassing zijn.
Molest
Een van de grondslagen van het verzekeringsrecht handelt over verzekerbare risico’s. De zogenaamde molestschade valt daar niet onder. Dergelijke schade laat zich niet verzekeren, vanwege het uitzonderlijke karakter van de schade. Te denken valt aan natuurrampen zoals overstromingen en aardbevingen en… terrorismerisico’s. Dergelijke schade komt voor rekening van de gedupeerde verzekerde. Althans, in principe, want naar blijkt verzekert Achmea als enige verzekeraar, weliswaar tegen een hoge premie, ook molestschade.
In een dergelijke benadering ligt het voor de hand dat de schade uiteindelijk voor rekening komt van de gedupeerde, in dit geval de gegijzelde toerist. Dit geldt des te meer als de omstandigheden in aanmerking worden genomen: de overheid heeft voldaan aan haar informatieplicht door het geven van een negatief reisadvies; er was sprake van roekeloos gedrag, dat bleek uit het negeren van een dergelijk advies maar ook van waarschuwingen van buitenlandse instanties; en molestschade is verzekerbaar.
Nu de gedupeerde die laatste mogelijkheid niet heeft benut, ligt het in de rede dat hij zelf opdraait voor eventuele schade. Althans, voor de kosten van repatriëring. Het gebrek aan informatie over de verzekerbaarheid van molestschade is niet relevant. Gezien de risico’s van de reis had hij zich hierin beter moeten verdiepen; onwetendheid is geen valide argument.
Daarentegen geldt het losgeld als een onverzekerbaar risico. Het is derhalve billijk dat de gemeenschap op grond van humanitaire overwegingen deze kosten voor haar rekening neemt.
„Ben ik mijns broeders hoeder?” moet dus bevestigend beantwoord worden, maar met de kanttekening dat ’domme’ broeders minder bescherming behoeven.
De auteur is als universitair docent gezondheidsrecht verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam