Selderhuis bij CSFR: Het gaat bij vrije wil om soevereiniteit van God
BRUINISSE – „Het gaat bij de vrije wil niet om de wil van de mens, maar om de soevereiniteit van God.” Dat zei prof. dr. H. J. Selderhuis, hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn, gisteren tijdens een lezing voor leden van de CSFR.
De studentenvereniging houdt deze week de jaarlijkse zomerconferentie in Bruinisse. Het conferentiethema is ”Let free willy go? Over vrije wil en determinisme”. Dr. Selderhuis leidde het thema in met zijn lezing ”De vrije wil in kerkhistorie en dogmatiek”.
De spreker liet de ruim zestig studenten zien hoe er in de kerkgeschiedenis gesproken is over de vrije wil van de mens. „Als het gaat om de discussie over de vrije wil heb je niet zo veel aan Augustinus”, stelde de lector. De kerkvader had niet te maken had met discussies die in de zestiende eeuw speelden. Een gevolg hiervan is dat zowel Rome als de Reformatie zich op Augustinus beroept.
„Bij Luther ligt de kern van het probleem op tafel”, aldus dr. Selderhuis. Hij doelde op de discussie die de hervormer over de vrije wil voerde met Erasmus. „Deze discussie heeft de toon gezet voor de ontwikkeling van de Reformatie.”
Dr. Selderhuis gaf aan dat Erasmus er door de rooms-katholieken van beschuldigd werd dat hij een vader van de Reformatie was geweest. „Erasmus heeft een ei gelegd, en Luther heeft het uitgebroed, zo werd gezegd.” Om deze beeldvorming te wijzigen schreef Erasmus een boek over de vrije wil. Luther, zo legde de Apeldoornse hoogleraar uit, vond dat Erasmus de zonde niet diep genoeg peilde. „Zonde was bij Erasmus geen breuk met God.”
Dr. Selderhuis benadrukte dat het spreken over de vrije wil altijd in een bepaalde context plaatsheeft. Hij wees erop dat dit ook bij Luther het geval was. „Luther was zelf helemaal vastgelopen met de vrije wil. Hij dacht dat hij de zaligheid moest verdienen ongeveer op de manier waarop wij airmiles sparen. Alleen was nooit duidelijk wanneer iemand voldoende goede werken had gedaan om zalig te worden. Pas toen Luther ontdekte dat genade een geschenk is, en niet een beloning, ging voor hem de poort van het paradijs open.”
Voor Luther, zo vervolgde de spreker, was de discussie over de vrije wil verbonden met de vraag naar heilszekerheid. „Als iets van mijn vrije wil afhangt, weet ik nooit zeker of ik het krijg.” In antwoord op Erasmus schreef Luther zijn boek: ”De servo arbitrio” (Over de geknechte wil).
Volgens dr. Selderhuis wordt in reformatorische kring Luther meer gelezen dan Calvijn. Een gevolg hiervan is, zo suggereerde hij, dat „de massieve wijze” waarop Luther spreekt over de gebondenheid van de wil in deze kring valse lijdelijkheid in de hand heeft gewerkt.
Dr. Selderhuis wees erop dat in de zestiende eeuw sommigen op basis van Luthers boek over de geknecht wil de conclusie trokken dat goede werken beter achterwege gelaten konden worden. Daarom introduceerde Melanchthon, de rechterhand van Luther, het onderscheid tussen de vrije wil in relatie tot God en de vrije wil in relatie tot de medemens. In de relatie tot God geldt dan dat de wil niet vrij is. Maar in relatie tot de medemens is het mogelijk om te keuzes te maken, bijvoorbeeld om wel of niet antwoord te geven op een vraag die iemand stelt. Deze opvatting, zo zei dr. Selderhuis, is via Melanchthons leerling Zacharias Ursinus in de Heidelbergse Catechismus terechtgekomen. In het stuk van de dankbaarheid komt de verantwoordelijkheid van de mens naar voren.
Concluderend stelde dr. Selderhuis: „Wat fascinerend is aan het mensbeeld van de Reformatie is de verbinding van Psalm 8 met Romeinen 8. Psalm 8 spreek van de hoogheid van de mens. Volgens de reformatoren is de mens na de zondeval een ruïne geworden. Maar genade vernieuwt. De verantwoordelijkheid van de mens krijgt daardoor alle aandacht.”
Tijdens de discussie werd de vraag gesteld of gewoontevorming een rol kan spelen bij het functioneren van de wil. Volgens dr. Selderhuis is dat inderdaad het geval, maar niet op de manier van Pelagius, een Britse monnik uit de vijfde eeuw die stelde dat mensen verkeerde dingen doen omdat ze verkeerde voorbeelden navolgen. „Zo niet. Maar er kan groei zijn in het positieve en in het negatieve. En dat doe je met je wil.”
Een andere vraag ging over de manier waarop de verschillende opvattingen in reformatorische kring over de vrije wil op één lijn gebracht kunnen worden. Dr. Selderhuis: „Gesprek rond de Bijbel is nodig om de verschillende opvattingen bij elkaar te brengen. Bij Calvijn liggen de verschillende standpunten veel meer in elkaar verweven omdat bij hem verschillende tradities samenkomen.”