Nader Bekeken
Iemand die hardop bidt, moet zich ervan bewust zijn dat hij mede namens anderen dingen formuleert en adresseert aan de Heere. Dat stelt Rufus Pos in Nader Bekeken –uitgave van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt– als hij schrijft over voorgaan in gebed.
„In de uitdrukking „voorgaan” zit niet alleen de notie dat je met meerderen bidt, maar ook het element: vooropgaan, leidinggeven. Dat betekent dat de voorganger meer doet dan alleen de gedachten van anderen verwoorden. Hij brengt ook zaken naar voren in het gebed die hem noodzakelijk voorkomen, terwijl de meebidders misschien nooit zelf op die gedachte gekomen zouden zijn.
Als voorbeeld denk ik aan het gebed om de komst van onze Heiland. Hoewel de Bijbel ons daarin heel stellig voorgaat (sic!), is dit een bede die maar heel spaarzamelijk (bewust) gebeden wordt. De praktijk is dat we deze bede vaak overlaten aan mensen die in grote nood zijn door ziekte of andere oorzaken.
Maar als wij ontdekt hebben dat we als kerk bruid van Christus mogen zijn, is het niet meer dan logisch dat ook wij ons verlangen naar onze Bruidegom en zijn komst in onze gebeden onder woorden brengen. Iemand die in zijn hardop uitgesproken gebed vraagt om de spoedige komst van Christus, kan daarin een gezonde correctie aanbrengen op de concentratie van veel gelovigen op alleen het leven hier en nu. Het is goed dat een voorganger zijn medebroeders en zusters zo meeneemt in een juiste vraagstelling aan de Heere zonder dat het gebed een verkapte preek wordt om „onwetenden” iets bij te brengen. Dan is het gebed immers geen gebed meer.”