Het blijvende stempel van slavernij
ZEIST – Kun je witte Nederlanders vertrouwen? Vreemde vraag misschien, maar voor veel Surinamers een „emotioneel feit dat nu nog een rol speelt”, schrijft Mildred Uda-Lede in haar boek over kerk en slavernijverleden. Vrijdag wordt het in Zeist gepresenteerd.
”Zoektocht in vrijheid” bevat twaalf interviews over het slavernijverleden en de kerk. Het is een uitgave van de Werkgroep Slavernijverleden van de Evangelische Broedergemeente Nederland (EBG) en het Zeister Zendingsgenootschap (ZZg).
De EBG is bekend geworden door haar zendingswerk in Suriname. „Het bijzondere is dat de hele bevolking in de Surinaamse broedergemeente is vertegenwoordigd”, zegt Age Kramer, algemeen secretaris van het ZZg. „En ook in Nederland is de EBG voor 90 procent migrantenkerk. Dat geeft de kerk een extra dimensie. Het is cruciaal dat in deze kerk de verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek gaan over het slavernijverleden.”
Erkenning
Voor het boek zijn twaalf broeders en zusters geïnterviewd. De namen van de twaalf zijn voorin te vinden. Bij de interviews zelf zijn ze weggelaten, omdat men graag anoniem wil blijven. „In de interessante en vaak ook emotionele gesprekken trof mij de gelijkenis in wat de voorouders van het Surinaamse volk in de koloniale periode hebben meegemaakt”, aldus Mildred Uda-Lede in het woord vooraf. „Wat uit de verhalen opvalt, is dat onze voorouders, waar zij ook vandaan kwamen, in Suriname, in die periode onder erbarmelijke en mensonwaardige omstandigheden hebben verkeerd. Van daaruit hebben zij getracht verder te gaan en het leven van henzelf en hun kinderen vorm te geven. Dit getuigt van een grote veerkracht en een groot geloof in de toekomst.”
In de bundel vertellen nazaten van Afrikaanse slaven en van Indiase, Javaanse en Chinese contractarbeiders en vrije immigranten hun levensverhaal. Voor alle geïnterviewden geldt dat ze in Suriname zijn geboren en gewoond hebben in Paramaribo of in het binnenland.
Vrij praten
In de eerste helft van de interviews komen nazaten van de Afrikaanse slaaf gemaakten aan het woord. De tweede helft bevat de gesprekken met nazaten van contractarbeiders en vrije immigranten uit Azië. Van groot belang is dat het slavernijverleden wordt erkend en niet wordt weggemoffeld, zegt de eerste geïnterviewde, een mannelijk lid van de EBG. „Zolang die erkenning niet plaatsvindt, zal er voor mijzelf altijd een zeker spanningsveld in de relatie met mijn witte broeders blijven bestaan. Ik weet uit ervaring in eigen kring dat dit gevoel sterk leeft bij de zwarte man. Hij vertrouwt de witte man niet echt helemaal. Niet omdat er slavernij geweest is, maar meer nog omdat de slavernij niet echt erkend wordt. Als er vrij gepraat kan worden over de Tweede Wereldoorlog, over Nederlands-Indië of over de zaak van de Molukkers, waarom wordt er dan niet echt gepraat over het slavernijverleden? Dit gevoel, dat wij als Surinamers hebben, is er al generaties lang. Het is een eeuwenoud en haast vertrouwd en vanzelfsprekend gevoel geworden, dat wordt overgedragen van generatie op generatie.”
Zondag wordt in de EBG stilgestaan bij het slavernijverleden. De eerste geïnterviewde zou het goed vinden als ook ‘witte’ kerken hierbij stilstaan. „Dit zou voor alle kerkgangers goed zijn. Ik heb vaker met witte medemensen gekeken naar films en documentaires over slavernij en onderdrukking. De mensen komen daar steeds stil vandaan. Iedereen is bewogen en onder de indruk. Maar dit is een stilzwijgende erkenning en dat is niet goed. Ik vraag wel eens wat hen zo heeft aangegrepen. Dan hoor je: „Dat mijn voorouders zo geweest zijn, dat heb ik nooit geweten.” Met de gevoelens die aan beide kanten leven zou een kerk in onze tijd veel meer kunnen doen. Mensen staan er over het algemeen wel open voor.”
Excuses
Ook de tweede geïnterviewde, een vrouw uit de EBG, bepleit erkenning van het slavernijverleden. „Ik sta op met Gods Woord en ga ermee naar bed. Op zondag volg ik ook de kerkdiensten op de radio en de televisie. Toch voel ik dat er iets is wat wij als mensen met elkaar moeten bespreken. Soms vind ik dat wij in het contact met elkaar een beetje doen alsof. Ik denk dat iemand met een hoge positie moet aangeven dat wat er gebeurd is in onze gezamenlijke geschiedenis, verkeerd geweest is. Dat zal veel mensen helpen. (…) Excuses over het verleden zou verlichting brengen voor veel mensen die ook vandaag nog last hebben van hun gevoelens over het slavernijverleden. De kerk zou het voortouw kunnen nemen, maar niet alleen de kerk.”