Paul Schnabel: Gelijkheidsideaal heeft hogere status dan geloof
ROTTERDAM – Gewetensbezwaarde ambtenaren willen al vele jaren geen homo’s trouwen. De samenleving accepteert dat echter niet langer. Hoe komt dat? Doordat het gelijkheidsideaal een hogere status heeft gekregen dan de individuele geloofsbeleving, betoogt Paul Schnabel.
Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, sprak donderdagmiddag in Rotterdam de Gelijke Behandelingslezing uit, die dit jaar voor de vierde keer werd georganiseerd door de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Hij schaarde zich daarmee in een rij van andere publieke figuren –Agnes Jongerius, Ernst Hirsch Ballin, Alexander Rinnooy Kan– die de lezing eerder voor hun rekening namen.
Gelijkheid is tegenwoordig de belangrijkste pijler onder de samenleving, constateerde Schnabel, belangrijker nog dan andere verlichte waarden zoals vrijheid en broederschap.
Dat gelijkheidsdenken is in Nederland al heel lang de geldende norm, analyseerde hij. Steeds meer terreinen zijn er sinds de 19e eeuw onder geschaard, zoals de emancipatie van vrouwen, de rechten van arbeiders en recent ook de positie van dieren.
Het patroon was daarbij steeds dat mensen die hoger op de sociale ladder staan, anderen wilden verheffen. „Het niet-dier Dion Graus toont zich solidair met de dieren door hen als gelijken te behandelen, zodat zij een goed dierenleven kunnen leiden – maar wij blijven intussen wel bepalen wat een goed dierenleven dan is.”
Schnabel noemde de strijd voor gelijke rechten voor dieren „een soort late nawerking van Darwin. Die strijd vloeit voort uit een besef dat we veel meer op elkaar lijken dan we vaak gedacht hebben, zeker de hogere dieren en wij. Maar je begeeft je algauw op een hellend vlak. Dan krijg je de discussie: wat voelt een vis nu precies als hij gevangen wordt?”
Soms gaat het streven naar ultieme gelijkheid te ver en wordt het –in elk geval in de ogen van sommigen– gekunsteld, stelde de SCP-directeur. „Neem de AOW, dat is voor buitenlanders extreem. Iedereen die 65 jaar wordt, krijgt hetzelfde bedrag. Ook de koningin. Als je dat aan Amerikanen vertelt, weten ze zeker dat Nederland naast Noord-Korea ligt.”
Ook gelovigen vinden vaak dat het gelijkheidsdenken te ver wordt doorgevoerd. Schnabel begrijpt dat wel. „Denk aan het huwelijk. Als mensen van gelijk geslacht hetzelfde willen als mensen van ongelijk geslacht, dan regelen we dat. Mensen die het daar niet mee eens zijn, passen niet in het plaatje. Hun denkbeelden voelen als ongemakkelijk. Daardoor voelt juist een weigerambtenaar zich ongelijk behandeld.” Hetzelfde principe speelt volgens hem rond de rituele slacht, waar gelovigen constateren dat hun argumenten het haast niet kunnen winnen van argumenten die de gelijke rechten van het dier vooropstellen.
Bij deze kwesties „zie je hoe sterk het gelijkheidsdenken wortel heeft geschoten”, zegt Schnabel. „Het gelijkheidsideaal heeft langzamerhand een hogere status gekregen dan de individuele geloofsbeleving. Er ontstaat frictie tussen de eisen die geloofsnormen stellen en de eisen die het gevoel in de samenleving stelt. Ongeduld met en gebrek aan acceptatie van gewetensbezwaarden nemen toe.”
Die discussie is niet op te lossen, zo schetste Schnabel een somber beeld. „In de randgebieden tussen de wereld van gelijkheid en leefwerelden met andere principes zie je waar de spanning zit. Daar wordt het individu gediscrimineerd.”