Vlucht voor Rode Khmer eindigt in Staphorst
STAPHORST – De 44-jarige Yean Weerman-Sok, bode bij de gemeente Staphorst, heeft het goed getroffen. Prima werkgever, leuk gezin met twee kinderen en een prettige woonomgeving.
Dat had ze niet kunnen denken toen ze in 1975 als jong meisje door rijstvelden en jungle moest vluchten voor de moordende soldaten van Pol Pot in Cambodja. Met haar Stichting Hart van Cambodja, waarvan ze voorzitter is, wil ze mensen in haar geboorteland helpen. Er is veel te doen.
Yean, haar man Marco en hun twee kinderen Liën (19) en Dilan (16) vertrekken op 8 juli naar Cambodja om 500 schooluniformen uit te delen in de omgeving waar de familie van Yean woont. Ook is er een container die kant opgestuurd met schoenen. Eerder kregen scholen al waterpompen en teenslippers, werden er kippenhokken geschonken, waterputten geslagen, lesboeken verstrekt en rollators uitgedeeld.
„Doelstelling van de Stichting Hart voor Cambodja is het verlenen van hulp aan arme mensen in Cambodja door middel van het financieren van kleinschalige projecten. We geven geen geld maar goederen”, zegt Yean.
Ze is altijd bezig om te kijken hoe ze meer geld kan genereren. Zelf staat ze regelmatig loempia’s te bakken en te verkopen in haar woonplaats. Niet met een wagen, maar bij speciale gelegenheden. Soms voeren scholen actie voor haar stichting en regelmatig krijgt ze een gift.
Ook haar werkgever draagt de stichting een warm hart toe. Collega-bode Annigje van der Sluis zit ook in het bestuur: „We zijn klein, er is geen strijkstok, alles komt ten goede aan het goede doel. Voor een paar duizend euro kun je daar al heel veel doen.”
Yean was nog maar zeven jaar toen een gelukkige jeugd van de ene op de andere dag veranderde in totale waanzin. In 1975 begon het schrikbewind van de Rode Khmer onder leiding van Pol Pot. In vier jaar tijd vielen er tussen de 2 miljoen en de 4 miljoen doden in het Zuidoost-Aziatische land, een vijfde van de bevolking. Droeg je een bril, was je kalend of had je onderwijs genoten, dan was je een intellectueel en werd je zonder pardon vermoord. Cambodja moest in de ogen van Pol Pot een boerenstaat worden. Hij voerde het agrarisch socialisme in. Vietnam maakte in 1979 een einde aan deze verschrikking.
Haar ouders werden gedwongen huis en haard te verlaten om op het land te ploeteren. Drie broers en een zus zijn nog altijd vermist. Zij zijn waarschijnlijk dood. Vier jaar lang zat de kleine Yean in een Khmerkindertehuis waar ze twaalf uur per dag moest werken op het land, gescheiden van haar ouders. „Kinderen die te veel huilden of niet hard genoeg werkten, werden geslagen, geschopt of gemarteld. Je deed gewoon wat je gezegd werd”, zegt Yean. „Als je hun niet aanstond, kon je zo vermoord worden. Iedereen was bang. Ik voelde me vooral eenzaam en ook het knagende hongergevoel vergeet ik nooit. We moesten het doen met een klein kommetje rijst.”
De overlevenden van haar gezin kwamen uiteindelijk berooid in het noorden terecht, waar haar familie en haar 83-jarige vader nog steeds wonen. Haar ouders gaven Yean in 1980 mee aan kennissen. Nog altijd was het gevaar niet geweken. Beter een dochter in een ver buitenland dan een dood kind, dachten haar vader en moeder. De Rode Khmer was dan wel verslagen, maar niet uitgeschakeld. Nog dagelijks vermoordde ze burgers. Dat ging nog jaren door.
De groep vluchtte naar Thailand, waar Yean en haar pleeggezin met drie broertjes zeven jaar in een vluchtelingenkamp woonde. Het was een barre tocht door de jungle. Rebellen van de Rode Khmer zaten overal en loerden op wraak. Zelfs in het vluchtelingenkamp in Thailand was het niet veilig. „Elke nacht kwamen lieden het kamp binnen om vrouwen te verkrachten. Het waren vreselijke jaren”, zegt Yean. „Bijna elke nacht zaten we in een gat in de grond om ons te verschuilen voor verkrachters en plunderaars.”
Via de Nederlandse ambassade, die mensen selecteerde om naar ons land te komen, kwam Yean uiteindelijk in Apeldoorn en later in Steenwijk terecht. Ze hadden zich ook ingeschreven bij de Canadese en de Amerikaanse consulaten. Het werd uiteindelijk Nederland.
Ze kwam haar man Marco tegen, trouwde, kreeg twee kinderen en vond een baan. Elk jaar wil ze haar familie bezoeken. „Ik probeer mijn kinderen altijd mee te nemen. Ik heb altijd bij anderen geleefd. Ik durf hen niet achter te laten. Dat komt door het verleden. Voor de rest heb ik geen trauma’s en ook geen nachtmerries. Ik probeer goed te doen, positief te blijven en me in te zetten voor de mensen in Cambodja.”