Schade zout water nog onduidelijk
Staatsbosbeheer heeft nog geen inzicht in de schade die het tijdelijk inlaten van zout water heeft toegebracht aan de flora en fauna in het Groene Hart. Het is ook niet zeker of de gevolgen al op korte termijn zichtbaar zullen zijn. „De heel kleine plantjes en diertjes krijgen de grootste klap, maar dat wordt pas veel later zichtbaar”, aldus boswachter De Bruin.
Nico de Bruin is werkzaam in de omgeving van de Reeuwijkse Plassen, waar het zoute water (nog) niet is doorgedrongen. Woensdag gaven metingen bij Waddinxveen een dubbel chloridegehalte aan. In de Gouwe was de verzilting viermaal zo hoog als normaal. „De zijwaartse beweging van het water via de sloten is echter beperkt. Daarom heeft het inlaten van extra zout water op zich ook niet zoveel zin”, aldus De Bruin.
Bij de Reeuwijkse Plassen liggen de noodplannen klaar om de gevolgen van het zoute water op de meest kwetsbare plaatsen tegen te gaan. In enkele hooggelegen polders geeft Staatsbosbeheer mogelijk de voorkeur aan verdroging en zal er desnoods geen extra water worden ingelaten. Mocht het zilte water de omgeving van de Wiericke bereiken, dan zal snel een hevel worden aangelegd om water uit deze boezem in te laten. De Wiericke staat niet verbinding met waterlopen die de verzilting aanvoeren.
Inmiddels begint het tij langzaam te keren doordat zoet water vanuit het IJsselmeer wordt aangevoerd. Dat bevond zich woensdag al bij Alphen aan den Rijn. Het is echter niet zeker of het zout direct verdwenen is, omdat bij een niet al te snelle stroming juist op de meest kwetsbare plek, de bodem, lange tijd een laag zout water aanwezig blijft.
Volgens woordvoerder B. Lap van Staatsbosbeheer regio Zuid-Holland/Utrecht is het uiterst moeilijk om de schade in beeld te brengen. „Als de watervlo doodgaat, merken we dat in eerste instantie niet. Of je merkt pas volgend jaar op dat er geen jonge waterjuffertjes zijn. Maar vervolgens verdwijnt de libel, die zich met deze diertjes voedt en uiteindelijk legt ook de grote karekiet het loodje. Maar dan ben je een tijd verder en veel te laat.” Staatsbosbeheer let momenteel in de kwetsbare polder scherp op zoetwaterplantjes, zoals de kikkerbeet en de gele waterlelie. „Als die slap gaan hangen, is er iets aan de hand.”
De Bruin en Lap noemen het tijdelijk inlaten van zout water „paniekvoetbal” en „volstrekt overbodig.” Volgens hen ligt de oplossing in het vasthouden van het regenwater in de veengebieden in het voorjaar. „Nu wordt het water er met grote snelheid uitgepompt. Dat betekent verdere inklinking, waardoor je nog meer moet pompen. Dat is geen oplossing en draagt bovendien door ondergrondse bewegingen vanaf de zee bij aan een verdere verzilting van het gebied.”
Lap: „Het lage waterpeil in het voorjaar is wel goed voor de boeren, maar het zou goedkoper zijn hen de economische schade van een hoog peil te vergoeden. Dat is veel goedkoper dan het tegengaan van de problemen van inklinking, verzilting of verdroging. Als je de grond het water laat vasthouden, zijn er ook niet zoveel retentiegebieden nodig. Wel bij de steden en verharde oppervlaktes als het Westlandse kassengebied, maar niet in de veenweidegebieden. Nu staan de boezemwateren tot de rand toe vol in verband met de droogte. Als het volgende week in één dag 80 millimeter zou regenen, slaat de droogte om in een enorme wateroverlast. Er moet bij de waterschappen een heel andere kijk komen op het waterbeheer.”