Ds. M. A. Kuijt: Reformatorisch mens én randkerkelijke hebben verzoening nodig
HUIZEN – Een serieus reformatorisch christen heeft hetzelfde nodig als een randkerkelijke: verzoening. Die wetenschap gaf ds. M. A. Kuijt uit Huizen de ruimte om in de achterliggende jaren open met allerlei mensen om te gaan. De hervormde predikant stond op 8 juni 25 jaar in het ambt.
De woonkamer in de pastorie met de fraaie rieten kap oogt klassiek. Op het tafeltje staat een foto van het kerkgebouw van zijn eerste gemeente.
Maarten Arie Kuijt werd in 1957 geboren in Katwijk. Hij studeerde eerst vijf jaar Duitse taal- en letterkunde in Leiden voordat hij in diezelfde stad begon aan de theologiestudie. In 1987, Kuijt was toen 30, deed hij intrede in zijn eerste gemeente, Hellouw, een klein dorp in de Betuwe dat daarvoor twintig jaar vacant geweest was. Na Hellouw volgde Emst (1992), een dorp op de Veluwe. In 1996 maakte ds. Kuijt de overstap naar Veen in Noord-Brabant. In 2001 vertrok hij naar Genemuiden. Sinds 2006 staat hij in Huizen in Noord-Holland.
Ds. Kuijt stond in dorpen in diverse streken van het land, met een heel verschillend karakter. Dat geldt ook voor de kerkelijke gemeenten die hij diende. Zo speelde de Nadere Reformatie een rol in de hervormde gemeente van Veen, terwijl de gemeente Emst uit een vrijzinnige traditie stamt. Ds. Kuijt: „In Veen zijn de oudvaders bekend. Ik kreeg er eens van een gemeentelid de ”Toetssteen van ware en valse genade” van Theodorus van der Groe. De gemeente van Emst is vanaf de negentiende eeuw opgeschoven van vrijzinnig via confessioneel naar een gemeente met een Gereformeerde Bondssignatuur. Ik kwam er op bezoek bij mensen die al generaties niets meer hadden met de Bijbel.”
Zulke verschillen zijn voor hem geen beletsel voor een open gesprek. „God is al bezig met mensen voor ik er over de vloer kom. Dat geeft ontspanning. Ieder mens heeft hetzelfde nodig. De leer van de rechtvaardiging van de goddeloze geeft de ruimte om mensen zonder vooroordeel tegemoet te treden, of iemand nu zoekt naar het heil of er niets mee te maken wil hebben. Ieder mens is een zondaar. Een reformatorisch mens is niet meer op weg dan een randkerkelijke.”
Ds. Kuijt zegt wars te zijn van groepsdenken. „Ik accepteer mensen aan de rechterkant van de kerk met hun opvattingen en tradities, maar ook mensen aan de andere kant van het spectrum. Ik oordeel niet over de twijfel van de een en ook niet over het geloof van de ander. Dat doet God.”
In hervormd Huizen heeft hij met grote contrasten te maken. „Het is een gemeente met openheid naar vernieuwing, maar ook met een traditionele onderstroom. Ik denk dat het mij lukt om samenbindend in het geheel van de gemeente te staan. Ik merk dat predikanten in andere wijkgemeenten integer bezig zijn om anderen met Gods Woord te bereiken, ook al doen ze dat soms op een andere manier dan ik het doe.”
Het hoofdbestuurslid van de Gereformeerde Bond weet zich op zijn plaats in de Protestantse Kerk. „Ik mag deel uitmaken van een kerk waar God ons is voor geweest, van geslacht tot geslacht. Het is Gods trouw dat de kerk er is, ook al is zij soms wanstaltig. Dat geldt voor de kerk als geheel en ook voor de plaatselijke gemeenten. Ik kom niet in de eerste plaats in gemeenten om er dingen te veranderen, maar om te werken op de plaats die God me gegeven heeft.”
Ds. Kuijt is blij dat de Gereformeerde Bond een commissie heeft ingesteld over de prediking en hoopt dat vragen die in de achterban spelen over de liturgie gekoppeld blijven aan de bezinning op het gehalte van de prediking. „Laat in de liturgie de hoogte, breedte en diepte van het Woord van God doorklinken zoals we dit zo duidelijk verwoord zien in de psalmen.”
Schriftgezag
Zorgen heeft de predikant over het Schriftgezag. Het gaat niet alleen om de inhoud maar ook om de vorm, vindt hij. Hij geeft twee voorbeelden. Het ene is dat van de schepping, waarbij het gaat om een schepping in zes dagen. Het andere voorbeeld betreft de teksten in de Bijbel waarin staat dat de vrouw moet zwijgen in de gemeente. „Waar stopt het als je de weg gaat van de cultuurbepaalde vorm en dit loskoppelt van de inhoud?”
Voor ds. Kuijt is richtinggevend dat Christus Zelf uitging van de historiciteit van de Schrift en sprak over de geschiedenis van de zondvloed en de bekering van de inwoners van Ninevé. „Het ijkpunt van het Schriftgezag is christologisch. We moeten uit eerbied voor de Schrift halt houden. Dat is een geloofsuitspraak, ja.”
Ook op een ander punt neemt hij de Heere Jezus als voorbeeld. „We kunnen van Hem leren hoe wij in diensten met een evangelisatorisch karakter de mensen moeten benaderen. In de Schrift zelf liggen heel veel aanknopingspunten om met mensen op te lopen.”
Regelmatig gaat de predikant voor in diensten in Horst en Bunde, in Limburg. Hij past daarvoor zijn spraakgebruik nauwelijks aan, maar kiest wel andere onderwerpen, bij voorkeur een verhaal. „Er staan zo veel mooie verhalen in de Bijbel die eenvoudig te begrijpen zijn. Daarin komen elementen van de leer als zonde en genade ruimschoots aan de orde. Jezus zelf vertelde ook verhalen.”
Ds. Kuijt vindt het geen probleem als een geschiedenis bekend is, omdat er telkens weer andere zijden te belichten zijn. Als voorbeeld neemt hij het verhaal van de Emmaüsgangers. „Het gaat daar over twee mensen met een hart dat brandt van verlangen naar Jezus. Zonder dat ze het wisten waren ze al met Hem onderweg. Jezus liep op met hen en wilde met hen het brood breken. Zo’n verhaal kun je in de –laagdrempelige– aanloopdiensten toch voor iedere groep mensen vertellen?”